Systeemverandering als proces

Over veranderingsprocessen is veel bekend. Dan gaat het bijvoorbeeld om de te volgen aanpak, om fasering, om kritische randvoorwaarden, om structuur- en cultuurelementen enz. Voor het overgrote deel betreft dat veranderingsprocessen binnen een systeem. Verantwoordelijkheden en bevoegdheden worden herverdeeld, de structuur van een organisatie verandert, er komen nieuwe samenwerkingsverbanden, procedures worden aangepast enz. Veel minder aandacht was er voor processen van systeemverandering, al neemt de belangstelling daarvoor de afgelopen jaren sterk toe. Dat is ook nodig. Processen van systeemverandering blijken zich nogal te onderscheiden van gebruikelijke veranderingsprocessen. Een belangrijk punt daarbij is dat systeemveranderingen vrijwel altijd ook institutionele veranderingen vragen. Bestaande organisaties kunnen hun positie verliezen en nieuwe organisaties ontstaan. Er komen nieuwe coalities tot stand.

 

Dat alles verloopt doorgaans niet gemakkelijk. Het enthousiasme van het begin is weliswaar een noodzakelijke voorwaarde voor systeemvernieuwing maar het is onvoldoende. Juist vanwege veranderingen op institutioneel terrein is doorgaans sprake van stevige oppositie. De bestaande belangenstructuur wordt aangetast. Velen hebben belang bij handhaving van de status quo. Je kunt niet terugvallen op bestaande machtsverhoudingen omdat die juist onderdeel kunnen zijn van het probleem. Ook kan vanuit bestaande organisaties de neiging bestaan om ingrijpende veranderingen te omarmen en zelfs dood te knuffelen. Als veranderingen niet meer zijn tegen te houden kun je ze maar beter adopteren en absorberen zodat je er zelf de regie over kunt houden. Dat is een reëel risico omdat er, zeker in de beginfase, geen machtsstructuur en machtsbasis is om de nagestreefde verandering te realiseren. Ingrijpende vernieuwingen en systeemveranderingen beginnen vaak buiten bestaande organisaties. Initiatieven komen eerder ondanks dan dankzij bestaande organisaties tot stand.   

 

Bovendien is belangrijk of de noodzaak van (systeem)verandering breed wordt gedeeld. Dat zich problemen voordoen is op zichzelf geen garantie voor verandering. Heel belangrijk daarbij is de vraag hoe een systeem zich verhoudt tot de omgeving. Wanneer een systeem een dominante positie heeft, dan kan druk van buiten gemakkelijk worden weerstaan. Nemen we als voorbeeld een beleidssysteem. Stel dat een overheidsorganisatie zich met vraagstukken bezig houdt die geen of weinig betekenis hebben voor veel burgers. Stel dat die burgers met in hun ogen indringende problemen te maken hebben die door de overheid niet worden opgepakt. Aanpassing van beleid is dan allerminst vanzelfsprekend. Overheid en burgers kunnen situaties heel anders beleven. Situaties die door burgers als probleem worden ervaren kunnen, bezien door een overheidsbril geen enkele aanleiding geven tot enige actie. Er wordt pas actie ondernomen wanneer is voldaan aan nauwkeurig vastgelegde en meetbare criteria zodat op objectieve wijze kan worden bepaald of er maatregelen noodzakelijk zijn. Burgers daarentegen hanteren heel andere overwegingen. Niettemin zijn de definities die overheid hanteert doorslaggevend. In juridische procedures zullen rechters vastgesteld beleid als uitgangspunt nemen en zijn gevoelens van onveiligheid daaraan ondergeschikt. We kunnen het ook anders zeggen. De macht van de overheid is in wezen definitiemacht. De overheid heeft het recht situatiedefinities dwingend aan de maatschappij op te leggen. Het beleidssysteem is dus dominant ten opzichte van de maatschappij. In een dergelijke situatie kunnen systeemfouten binnen het beleidssysteem een lange levensduur hebben. De maatschappij verkeert in een situatie van afhankelijkheid. In een marktgedreven economisch systeem ligt dat anders. Wanneer een bedrijf moeite heeft producten af te zetten komt op termijn de continuïteit in gevaar. Zonder afzet geen inkomsten en men zal maatregelen moeten nemen. Men zal de kosten moeten verlagen om concurrerend te blijven of me moet op zoek naar producten en diensten waar wel vraag naar is. De markt geeft de doorslag en men kan zich niet blijvend verliezen permitteren.

 

Maar ook de aard van veranderingsprocessen verschilt bij systeeminnovaties. Veranderingen binnen een systeem vinden plaats binnen een gevestigde structuur. Er is sprake van een machtsstructuur waarbinnen regels gelden op het vlak van besluitvorming. Procedures liggen vast. Inspraak en medezeggenschap zijn geregeld. Bekend is wie uiteindelijk bevoegd is besluiten te nemen en ook is bezwaar en beroep geregeld. Bij systeeminnovaties kan dat anders liggen. Bij opbouw van nieuwe systemen ontbreekt een machtsstructuur. Die moet nog worden opgebouwd. Nieuwe coalities moeten worden gevormd en dat kan slechts op basis van overeenstemming. Er moet gezamenlijkheid ontstaan die vervolgens moet worden vastgelegd. Waarom neemt men deel? Wat inspireert deelnemers? Welke uitgangspunten hanteert men? Hoe spannend mag het worden? Wat zijn kritische randvoorwaarden voor deelnemers? Welke bijdrage wil men leveren of wil men van meet af aan verantwoordelijkheid dragen?                            

 

Bovendien zijn systeeminnovatieve processen per definitie onvoorspelbaar. Dat betreft zowel het proces als de uitkomst. Strakke vooraf opgestelde criteria werken dan niet. Je kunt nu eenmaal niet voorspellen wat je op een ongebaand pad tegenkomt. Tegelijkertijd is het nuttig om afspraken te maken voor onderweg. Je weet weliswaar niet wat je tegenkomt, welke ervaringen je opdoet, maar je kunt wel vooraf overleggen hoe je met elkaar wenst om te gaan. Of je bijvoorbeeld elkaar de ruimte geeft om af te haken.