Een Analyse van het Psychiatrisch Zorgsysteem vanuit het Perspectief van Betekenisverlening
Civis Mundi nr. 149, augustus 2024
Door: Mathieu Wagemans
Inleiding
In een vorig artikel (Chaos als oplossing, een alternatief analysekader voor complexe vraagstukken, Civis Mundi Digitaal #146) schetsten we een constructivistisch georiënteerd perspectief, dat kan dienen als analysekader voor systemen. Betekenisgeving staat daarin centraal. Dat roept de vraag op, of een dergelijk analysekader ook praktische waarde heeft. Helpt het bijvoorbeeld om ons inzicht te vergroten en biedt het hulp bij veranderingsprocessen? Daartoe is een exercitie nodig, waarin het analysekader op een werkend systeem wordt toegepast.
In dit artikel willen we als voorbeeld het psychiatrisch zorgsysteem vanuit dit perspectief van betekenisgeving bezien. De relevantie van een analyse van het psychiatrisch zorgsysteem is helder. Het psychiatrisch zorgsysteem wordt in meerdere opzichten als problematisch ervaren. Denk aan de lange wachttijden, aan een toenemende behoefte van de zorg, aan sterk oplopende kosten, aan zeer uiteenlopende opvattingen over hoe het beter kan, aan een overdaad aan vaak zeer gedetailleerde regels en, hiermee samenhangend, aan forse inspanningen van bureaucratische en administratieve aard om het systeem te laten functioneren. Het systeem kent hoge transactiekosten.
Ook de keuze om het psychiatrisch zorgsysteem te analyseren vanuit het perspectief van betekenisgeving is niet toevallig. Aan de orde is de relatie tussen psychiatrische aandoeningen en betekenisgeving. Aandoeningen kunnen worden opgevat als verstoringen in processen van betekenisgeving. Kenmerk van een depressie is bijvoorbeeld dat een cliënt het vertrouwen mist om de toekomst als kansrijk te betekenen c.q. zichzelf niet in staat acht om tegenslag te boven te komen. Of neem angststoornissen met als kenmerk dat men zich overmeesterd voelt door voorstellingen van de werkelijkheid die angst inboezemen, ook als daar objectief gezien geen aanleiding of reden voor is. Men betekent de werkelijkheid als angstaanjagend en voelt zich machteloos tot realistische afbeeldingen te komen.
Niettemin, zo stellen van Sambeek e.a. (van Sambeek, 2023), is er van onderzoek naar betekenisgeving bij patiënten nog nauwelijks sprake.
Maar een aanleiding om het psychiatrisch zorgsysteem te beschrijven, is nog geen analyse. Kenmerk van een analyse is, dat we de onderliggende oorzaken opsporen, die problemen doen ontstaan en in stand houden. Een gebruikelijke benadering zou dan zijn, dat we het systeem beschrijven en analyseren zoals dat formeel functioneert. Het kan dan gaan om de toedeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden, om protocollen, om de interne en externe communicatie. Ook beleidsdocumenten spelen dan een rol. Wat zijn de doelstellingen en wat valt er te zeggen over de wijze waarop die doelstellingen moeten worden gerealiseerd? En in hoeverre zijn die doelstellingen haalbaar? Wat gebeurt er wanneer ervan wordt afgeweken? In welke mate dragen de dagelijkse routines bij aan realisering van die doelstellingen?
Structuur
We volgen in dit artikel de volgende structuur. Na een korte duiding van het constructivisme en van betekenisgeving gaan we nader in op de definities van het DSM en op het betekeniskader dat eraan ten grondslag ligt. Wat zijn de wezenskenmerken van dat betekeniskader. Daarna brengen we de consequenties ervan in beeld door de aandacht te richten op het buitensluitend effect ervan. Wat is de prijs die we betalen door te kiezen voor de strakke ordeningen die het psychiatrisch zorgsysteem kenmerken? Vervolgens zullen we conclusies trekken en aangeven welke veranderingsopgaven voor het psychiatrisch zorgsysteem aan de orde zijn. In een derde artikel zullen we ingaan op de veranderingsopgaven en op de veranderingsprocessen om tot systeemverandering te komen. Welke condities zijn daarbij relevant en hoe kunnen die worden gerealiseerd?
Constructivisme en betekenisverlening
Uitgangspunt binnen het constructivisme is dat we de werkelijkheid “an sich” niet kunnen kennen, maar dat we slechts in staat zijn ons er voorstellingen van te maken. We geven betekenis aan situaties en ervaringen. We denken en handelen op basis van de beelden die we ons hebben gevormd. Die afbeeldingen houden we voor “werkelijk”. Het onderscheid tussen werkelijkheid en beeld valt dan weg.
Definities en Diagnose
Wat valt er nu te zeggen over de betekenisgeving binnen het psychiatrisch zorgsysteem? Met als eerste vraag: welke afbeeldingen vormen we ons van psychiatrische aandoeningen? Ook een diagnose kan worden opgevat in termen van betekenisgeving. We geven betekenis aan een aandoening. Een centrale positie heeft daarbij het DSM. Het DSM heeft het karakter van duiding c.q. betekening van denken en gedrag van psychiatrische cliënten. Dat is in de praktijk van de psychiatrische zorg maar in beperkte mate een vrij proces. Dat heeft te maken met de dominantie van het DSM.
De betekenis van het DSM
Wanneer we betekenisgeving als vertrekpunt nemen, is een logische startvraag hoe psychiatrische aandoeningen worden betekend. Dat lijkt op het eerste gezicht helder. Het DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) bevat een groot aantal definities van tal van aandoeningen. Dat biedt duidelijkheid, zo is de eerste gedachte. Er kan weinig misverstand zijn over de vraag wat we bedoelen wanneer we spreken over een psychiatrische aandoening en welke soort aandoeningen er kunnen zijn.
Het DSM was oorspronkelijk bedoeld als een kader om psychiatrische aandoeningen te duiden. Dat zou de onderlinge uitwisseling van kennis en ervaringen vergemakkelijken, zo was de veronderstelling. Het DSM heeft daarmee het karakter van afspraken. Bij een bepaalde combinatie van uitdrukkingen en gedragingen van een cliënt spreken we af, dat er sprake is van een depressie of van schizofrenie. Maar de werking van het DSM gaat verder. Het is een betekeniskader dat gaandeweg ook werking heeft gekregen voor het systeem als geheel. Wanneer een aandoening wordt geduid als een depressie of een bipolaire stoornis, heeft dat consequenties voor de behandeling en voor de financiering van die behandeling.
Weliswaar bestaat er stevige en toenemende kritiek op deze rol van het DSM, maar dat neemt niet weg dat het DSM nog steeds een dominant kader vormt binnen de psychiatrische zorg. De definities van het DSM zijn gaandeweg geïnstitutionaliseerd en dus bepalend voor praktijken binnen de psychiatrische zorg. Dat roept vragen op. Bijvoorbeeld de vraag wat de meerwaarde van een ordening is, wanneer het object van ordening, i.c. de psychiatrische zorg, allerminst een helder begrip is. Vergelijk Hengeveld (2006) die wijst op het bestaan van twee onderling zeer verschillende psychiatrieën, te weten eem psychiatrie die natuurwetenschappelijk van aard is en een psychiatrie die een geesteswetenschappelijke grondslag heeft.
Maar met definities kunnen we niet volstaan. Die kunnen worden opgevat als uitdrukking van betekenisverlening. Om gedrag te begrijpen c.q. de praktijken in de psychiatrische zorg, is het nuttig niet alleen de onderliggende processen van betekenisverlening te leren kennen, maar ook de krachten en uitgangspunten en overtuigingen die bij de totstandkoming van de definities ,c.q. van het DSM, een rol hebben gespeeld. Inzicht daarin kan ons helpen het betekeniskader te leren kennen dat eraan ten grondslag ligt en dat bepalend is voor hoe het zorgsysteem functioneert.
De aard van psychiatrische aandoeningen
Nu zijn psychiatrische aandoeningen naar hun aard buitengewoon complex, zeker wanneer we die vergelijken met fysieke aandoeningen, zoals bijvoorbeeld beenbreuken of tumoren. Die laatste kunnen voor een belangrijk deel, voor zover onze kennis ervan dat mogelijk maakt, worden betekend op basis van lineaire oorzaak-gevolg relaties. Datzelfde geldt voor de behandeling ervan.
Dat ligt fundamenteel anders bij psychiatrische aandoeningen. Die kunnen, zoals reeds gesteld, worden opgevat in termen van betekenisgeving of nauwkeuriger geformuleerd, als verstoringen in processen van betekenisgeving. Het gaat om door de cliënt diep beleefde persoonlijke ervaringen. Het vraagt dus, dat we ons in de persoon van de cliënt verplaatsen en proberen de werkelijkheid te zien zoals de cliënt die ziet. Om inzicht te krijgen in psychiatrische aandoeningen moet men inzicht krijgen in processen van betekenisverlening, in de krachten die daar invloed op hebben en in de omstandigheden daarbij een rol spelen.
Waarnemen en betekenisgeving
Maar inzicht in hoe een cliënt de werkelijkheid en zichzelf in relatie tot de werkelijkheid betekent, is niet eenvoudig. Probleem daarbij is dat betekenisverlening zelf niet waarneembaar is. Om zicht te krijgen op hoe de processen van betekenisgeving bij een cliënt verlopen, zijn we afhankelijk van hoe psychiatrische aandoeningen tot uitdrukking komen in woord en gedrag van een cliënt. Vervolgens geeft een psychiater daar betekenis aan. Dat is echter in dubbel opzicht een lastige opgave. Het vraagt dat we uitdrukkingen en gedrag van een cliënt interpreteren om inzicht te krijgen in hoe een cliënt betekenis geeft en, op de tweede plaats, moet op basis van die kennis, c.q. dat inzicht, de uitkomst worden betekend en geduid in termen van een psychiatrische aandoening. Probleem daarbij is, dat er geen objectieve maatstaf is, die we als toetssteen kunnen gebruiken en die ons de zekerheid geeft dat onze interpretaties correct zijn. De cliënt heeft daarbij een dubbele positie. De cliënt is tegelijkertijd “object” van onderzoek en hij is tevens de maatstaf voor de kwaliteit van ons onderzoek. In welke mate stemt de diagnose overeen met hoe de cliënt de aandoening beleeft?
Bronnen van reductie
Zoals we in het voorafgaande artikel stelden, betekent iedere constructie van de werkelijkheid een reductie. De werkelijkheid krijgt betekenis, afhankelijk van de betekenis die we eraan toekennen. Daardoor ontstaat een afbeelding van de werkelijkheid, die ook op tal van andere manieren zou kunnen worden betekend en afgebeeld.
De aard van psychiatrische aandoeningen, te weten verstoringen in betekenisgeving, vraagt dat er uiterste terughoudend nodig is om te voorkomen dat we aandoeningen benaderen vanuit de eigen logica. Dan is de uitkomst dat we verschillen benoemen zonder door te dringen tot de aard van aandoeningen. Het normale stelt in staat het afwijkende te benoemen maar de dominante logica hindert om door te dringen tot het wezen van afwijkende en tot de ontstaansgeschiedenis van het afwijkende. Het vraagt dus dat we een cliënt niet benaderen vanuit het perspectief dat we onszelf hebbe eigen gemaakt, maar een open positie kiezen met maximale ontvankelijkheid voor wat een cliënt beweegt en voor de krachten en omstandigheden die daarbij een rol spelen.
Het DSM als bron van reductie
Een diagnose heeft als doel om inzicht te verwerven in de aandoening van een cliënt. Dat betekent dus inzicht in de processen van betekenisgeving door een cliënt. Maar hoe kun je daartoe doordringen? Hoe kunnen we de neiging tot al te snelle interpretaties opzij drukken?
Zoals gesteld speelt het DSM daarbij een belangrijke rol. Sterker nog, de diagnose moet uitmonden in de betekening van een aandoening die past binnen de definities c.q. het betekeniskader van het DSM. Dat houdt het risico in dat de cliënt wordt benaderd vanuit definities die voor de cliënt betekenisloos zijn. In de meest eenvoudige voorstelling zou je kunnen zeggen dat er een deken van DSM-begrippen over de cliënt wordt gelegd, waarna er wordt gekeken wat er oplicht. Een diagnose zou dan niets anders zijn dan een rubricering van een aandoening en dus van een cliënt in de systematiek van het DSM. Het wezen, van de cliënt, en van de mens in het algemeen, te weten betekenisgeving, wordt zo miskend door het te betekenen met begrippen die voor de cliënt doorgaans betekenisloos zijn. Anders gezegd, het DSM is bron van reductie, van buitensluiten.
Woorden als bron van reductie
Maar er is meer. Fundamenteler punt van kritiek is, dat de communicatie tussen cliënt en psychiater plaatsvindt met behulp van taal, woorden en begrippen. Zowel de wijze waarop een cliënt zijn gemoedstoestand benoemt, als de interpretatie door de psychiater van de aandoening gebeurt via woorden. Bij de cliënt is aan de orde, of woorden zijn diepste ervaring en beleving kunnen omvatten.
Een tweede bron van reductie is dat de psychiater de woorden van de cliënt en de interpretatie van zijn gedrag moet herformuleren c.q. betekenen met begrippen en definities zoals die binnen het zorgsysteem gelden. Het verkrijgen van inzicht in processen van betekenisgeving, in de aard van de aandoening dus, vraagt allereerst een open houding van de psychiater en maximale ontvankelijkheid. Daarvoor is nodig dat de psychiater zich ontdoet, althans tracht te ontdoen, van eigen overtuigingen, vanzelfsprekendheden en op basis daarvan reeds gevormde beelden. De vraag in hoeverre de bevindingen en conclusies kunnen worden betekend met behulp van begrippen en definities van het DSM, zou pas in de eindfase van de diagnose van betekenis mogen zijn. Dat vereist dat tijdens de diagnostische fase voortdurend veronderstelde interpretaties worden teruggekoppeld naar de cliënt. Die laatst heeft in dergelijke processen zowel de rol van object van onderzoek als toetssteen voor bevindingen.
Een benadering die sterk is gericht op de persoon, aandacht geeft aan de interacties met de omgeving en volop ruimte biedt om inzicht te krijgen in processen van betekenisgeving, treffen we aan bij van Os (2014). Die stelt daartoe vier vragen centraal aan de cliënt, te weten:
Wat is er met je gebeurd?
Wat is je kwetsbaarheid en je weerbaarheid?
Waar wil je naar toe?
Wat heb je nodig?
Derrida
Om tot dieper inzicht in processen van betekenisgeving te komen, gaan we te rade bij de Franse filosoof Derrida, die stelt dat betekening van situaties en ervaringen altijd een betekening in woorden is. In de gangbare taal verhouden die woorden en op basis daarvan gevormde begrippen zich onderling op een consistente wijze. We kunnen ons woordelijke afbeeldingen vormen van de werkelijkheid en in wezen is dat ook de enige mogelijkheid. Maar dat houdt niet in dat we met woorden de werkelijkheid geheel kunnen omvatten. De niet in woorden uitdrukbare werkelijkheid kunnen we op het spoor komen door woorden c.q. begrippen c.q. taal kritisch te deconstrueren. Maar, en dat geeft de essentie aan van de filosofie van Derrida, ook het deconstructieproces wordt door woorden beheerst. Kortom, er blijft altijd een restpost. Vergelijk Lacan die als uitgangspunt neemt dat ook het onderbewustzijn een taalstructuur kent, waarbij aan iedere poging het onderbewustzijn in woorden te omvatten, gebreken kleven vanwege onvolledigheid.
Onderscheid tussen betekenaar en betekende.
Om zicht te krijgen op processen van betekenisgeving helpt het onderscheid tussen betekenaar en betekende. Dat onderscheid grijpt terug op de filosofie van De Saussure. Een taalteken kan worden opgevat als een betekenisdrager en tegelijkertijd als een betekend object. We betekenen de werkelijkheid met behulp van woorden die op zichzelf drager van betekenis zijn. We nemen waar en tegelijkertijd betekenen dat gene wat we waarnemen met behulp van woorden en begrippen die we ons hebben eigen gemaakt. Waarnemen zonder te betekenen houdt in dat we iets (een object, een ervaring) als betekenisloos beschouwen. We gaan er achteloos aan voorbij. Het dringt niet tot ons door omdat we het niet beladen met betekenis. Het is de werkelijkheid die er wel “is”, maar die we niet waarnemen, althans niet bewust. Van belang is verder dat we waarnemen vanuit een perspectief dat we ons gaandeweg hebben eigen gemaakt. We kunnen bijzondere belangstelling hebben voor sport of we kunnen de pagina’s met sportuitslagen ongeïnteresseerd omslaan. Een gebeurtenis kan ons blij maken terwijl een ander er geen aandacht aan schenkt. Een verkiezingsuitslag kan bron zijn van ergernis maar wie geen politieke interesse heeft, neemt er onverschillig kennis van.
Derrida stelt dat het onderscheid tussen betekenaar en betekende slechts analytisch is en dat in de werkelijkheid beide begrippen zijn verstrengeld. Wanneer we een object betekenen, wordt het vervolgens betekenaar. Het wordt drager van de betekenis die we eraan hebben gegeven en op zijn beurt kunnen we andere objecten daarmee betekenen. Een betekenaar is drager van betekenis en we kunnen er vervolgens andere objecten mee betekenen. Betekenisgeving houdt dan in, zo stelt Derida, dat er een voortdurende wisseling is tussen betekenaars en betekende objecten.
Het is een nooit eindigend proces. Zelfs wanneer we uitgesproken standpunten hebben, kunnen die gaan wankelen wanneer we met andere standpunten worden geconfronteerd of wanneer die door gebeurtenissen c.q. ervaringen onhoudbaar worden. De waarheid is geen bereikbaar eindpunt voor de mens. De horizon verschuift telkens. De waarheid van vandaag hoeft niet de waarheid van overmorgen te zijn enz. Processen van betekenisgeving kennen geen eindpunt. Vergelijk verder Derrida die stelt dat ook de maatschappelijke context waarin we ons bevinden invloed heeft en niet enkel het perspectief en de intenties van de mens. Betekenisverlening door een individu vindt plaats binnen collectieve kaders die we gaandeweg als vanzelfsprekend zijn gaan beschouwen.
Het dominante betekeniskader binnen de psychiatrische zorg
Tot nu toe hebben we betekenisgeving door cliënten centraal gesteld. Maar niet alleen personen geven betekenis. Dat geldt ook voor organisaties. Daarmee is de vraag aan de orde, wat we ons bij dat collectieve betekeniskader moeten voorstellen, in het bijzonder binnen de psychiatrische zorg. Wat valt er te zeggen over de organisatorische context? Wat is kenmerkend voor het betekeniskader in de psychiatrische zorg? Wat zijn de vanzelfsprekendheden waarvan we ons niet of minder bewust zijn? Ze spreken vanzelf en behoeven dus geen betoog of verantwoording. En, specifiek, wat zijn de uitgangspunten geweest waardoor het DSM zo’n centrale rol is gaan spelen in de psychiatrische zorg?
In wezen gaat het dan om het begrip organisatiecultuur. Om een organisatie of systeem te begrijpen is, naast de structuur, de cultuur belangrijk. Voor ons dagelijks handelen is die zelfs belangrijker dan de formele structuren en daarvan afgeleide regels. We kunnen het feitelijk functioneren van een organisatie niet begrijpen, wanneer we voorbij gaan aan culturele aspecten en, een slag dieper, aan de waarden en daaruit voortkomende behoeften.
Wat het psychiatrisch zorgsysteem betreft, kunnen we daarbij denken aan:
Allereerst de behoefte aan ordening
Een eerste kenmerk van het geldende betekeniskader in de psychiatrisch zorgsysteem is, dat het strak is geordend. Daar vloeien twee vragen uit voort. Allereerst de vraag waar het verlangen naar ordening op is gebaseerd en verder de vraag wat de consequenties zijn van geordendheid.
Wat de eerste vraag betreft speelt zeker mee dat er een streven is om psychiatrische zorg van hoge kwaliteit te leveren. Het gaat immers om kwetsbare mensen. Zorgvuldigheid is vereist. Dat heeft geleid tot een veelheid aan regels over hoe de zorg moet worden verleend. Ook overwegingen op het vlak van gelijkheid kunnen een rol spelen bij ordening en het ontstaan van regels. We willen dat cliënten op een vergelijkbare wijze gebruik kunnen maken van psychiatrische zorg, afhankelijk van de aard van de aandoening, en dat ook in de behandeling die gelijkheid als uitgangspunt geldt. Zorgvuldigheid heeft tot gevolg dat er behoefte is om het verlenen van zorg goed te documenteren. Er is kennis van en inzicht nodig in de praktijk van de psychiatrische zorg. Ordening en daarop gebaseerde regels hebben zonder controle op de naleving ervan weinig zin. Dat heeft als effect dat er sprake is van uitgebreide administratieve verplichtingen, zoals verslaglegging en rapportages, die beslag leggen op een belangrijk deel van de beschikbare zorgcapaciteit.
De behoefte aan harmonisatie
Uit de behoefte aan ordening volgt dat we moeilijk kunnen omgaan met differentiatie. Dat associëren we gemakkelijk met chaos. We wensen overzicht en worden liefst niet geconfronteerd met onvoorspelbaarheid. Daartoe ordenen we een veelkleurige werkelijkheid waarin cliënten heel uiteenlopende aandoeningen hebben, deze een diep persoonlijke component hebben en bovendien telkens kunnen veranderen. Neem een bipolaire stoornis waarvan stemmingswisselingen kuist kenmerkend zijn.
Het DSM kan worden beschouwd als een belangrijk instrument daartoe. We stelden reeds dat dit instrument gaandeweg een regiefunctie heeft gekregen binnen het zorgsysteem.
De behoefte aan rationaliteit
Wanneer we een systeem beoordelen op zijn functioneren en werking, zijn we geneigd daarbij rationeel te werk gegaan. We willen tot objectieve conclusies komen. Daartoe stellen we criteria op, aan de hand waarvan we bezien of een systeem in overeenstemming is met die criteria. We doen dat beredeneerd. We willen op basis van argumenten onze conclusies onderbouwen.
De behoefte aan ware kennis
We willen dat de psychiatrische zorg is gebaseerd op een stevige kennisbasis.
De behoefte aan beïnvloedend vermogen
Een zorgsysteem strekt ertoe goede zorg te verlenen die helend en genezend werkt. Dat veronderstelt dat we op basis van beschikbare kennis en ervaringen in staat zijn positief bij te dragen aan genezing. Dat er een gedeeld besef is dat onze kennis over het functioneren van ons brein en over de interacties tussen lichaam en geest nog beperkt is, doet aan dat streven niet af.
Het verlangen naar perfectie
Wanneer we eenmaal een systeem of organisatie hebben opgetuigd, is de wens aanwezig dat het functioneren in overeenstemming is met wat we hebben geconstrueerd. We wensen perfectie. Tegelijkertijd leert de ervaring dat die ideale situatie doorgaas onbereikbaar is. Voortdurend blijkt dat het handelen afwijkt van de geldende regels. Die worden bijvoorbeeld heel uiteenlopend geïnterpreteerd of er wordt net gehandeld conform de regels en protocollen. Of de regels hebben slechts symbolische betekenis. Men creëert een beeld dat men heeft gehandeld conform de regels, ook al wijkt het feitelijk gedrag ervan af. Wat dan gebeurt, is dat het feitelijk handelen aan het oog wordt onttrokken zodat men op management- en bestuurlijk niveau geen aanleiding heeft om corrigerend op te treden. Praktijken die haaks staan op de voorschriften en het karakter hebben van ambtelijke oppositie, komen niet aan de oppervlakte en kunnen juist daardoor ongehinderd worden voortgezet.
Wat is de buitensluitende werking van de geldende ordening?
In het eerste artikel stelden we dat orde en chaos aan elkaar gekoppeld zijn. We kunnen slechts ordenen doordat we alles wat niet in de ordening past, buitensluiten. Het wordt niet betekend en bijgevolg als betekenisloos terzijde geschoven. De ordening dank bijgevolg de orde aan wat als chaos wordt buitengesloten. De chaos als bestaansvoorwaarde voor de ordening.
Dat stelt de vraag wat er als gevolg van het geordend psychiatrisch zorg systeem wordt buitengesloten.
Een eerste opmerking is dat het DSM als ordeningskader alles buitensluit wat niet binnen de begrippen en definities van het DSM kan worden betekend. Dat houdt in dat de vraag hoe aandoeningen worden beleefd door cliënten moet wijken voor de behoefte aan ordening.
Dat geldt ook voor de Richtlijn Psychiatrische Diagnostiek. Inzicht verwerven in wat een cliënt beweegt moet voldoen aan de regels zoals die binnen een gereglementeerd kader zijn vastgelegd. We bevaderen aandoeningen via het DSM vanuit een ideaal kader dat helder is, dat nauwkeurig is gedefinieerd en we gaan ervan uit dat de aandoeningen beïnvloedbaar zijn. Deze regels houden het risico in dat we aandoeningen van ene cliënt niet benaderen vanuit de beleving van de cliënt, maar uit de behoefte aan ordening en met als uitgangspunten dat we aandoeningen kunnen leren kennen en vervolgens ook kunnen beïnvloeden.
Die veronderstellingen blijken in de praktijk van de psychiatrische zorg vaak niet te worden bevestigd. Ze zijn uitdrukking van wensdenken. Het leidt tot het risico van niet doordringen tot de aandoening en de beleving ervan. Die beleving is bij alle aandoeningen in de gezondheidszorg belangrijk, maar in de psychiatrische zorg vormen die de kern van de aandoening. We benaderen de aandoening vanuit het ideale en geordende beeld, terwijl het wezen van aandoeningen juist is dat ze uitdrukking zijn van ongeordendheid. Met als mogelijk gevolg dat we niet aan de aandoening zelf toekomen maar dat de nadruk ligt op het benoemen van verschillen, dus van de afwijkingen van het ideale beeld. We dringen dan niet door tot het wezen van de aandoening. We veronderstellen dat we het abnormale kunnen leren kennen vanuit normaliteit.
Vervreemding
Dat buitensluiten heeft gevolgen. Er is intussen uitgebreide literatuur over hoe cliënten het zorgsysteem beleven (o.a. van Spronsen, ). Daaruit komt het beeld naar voren van vervreemding. Men herkent zich niet in de structuren en protocollen die binnen de formeel georganiseerde psychiatrische zorg gelden. Men voelt zich als drager van een aandoening niet erkend. Weliswaar bestaat er weinig of geen twijfel over de goede bedoelingen van het psychiatrisch zorgsysteem, maar de feitelijke praktijken ervaart men niet als helend en genezend. Wat helde en genezend is bedoeld, kan bron worden van gevoelens van hopeloosheid en afnemend vertrouwen dat men de aandoening te boven kan komen. Vergelijk de opvatting van Agamben (1995) dat de mens leeft in een ruimte, die door de overheid niet bestaat c.q. betekenisloos is. Of de filosofie van Habermas waarin de spanning tussen leef- en systeemwereld wordt verdiept, zij het dat die vooral de relatie tussen burger en overheid betreft.
Michel Serres
We stelden in het eerste artikel (Wagemans, 2024) dat inzicht in het buitengeslotene ons kan helpen een systeem te begrijpen. We moeten, zoals Serres stelt, de chaos onderzoeken. De chaos heeft ons een boodschap te vertellen waarvoor we binnen het geldend systeem geen aandacht voor hebben. We hebben er niet de begrippen en de woorden voor. Het dominant discours biedt er geen ruimte voor. De chaos kan niet vanuit onze ordeningen worden verkend. Niettemin is dat nodig omdat een dergelijke verkenning ons bewust kan maken van de beperkingen die het gevolg zijn van onze aannames en oriëntaties. Cliënten kunnen ons helpen bij het expliciteren wat tot op heden impliciete werking heeft en dus bij het vergroten van inzicht in het systeem.
We kunnen nog een stap verder gaan om de betekenis van het buitengeslotene, van de chaos, te duiden. Voortbordurend op de complementaire relatie tussen orde en chaos, zouden we kunnen stellen dat een systeem niet wordt gekenmerkt door wat het systeem omvat, maar juist door wat er niet in past. Dat is een fundamenteel omslag. Wanneer we een systeem beschrijven, richten we doorgaans primair de aandacht op de structuur van een systeem, op wat betekenisvol is binnen een systeem. In plaats daarvan zouden we ons moeten richten op wat niet kan worden betekend binnen het perspectief dat dominant is in een systeem. Uitgangspunt is dan dat we een systeem niet kunnen begrijpen en doorgronden, wanneer we voorbijgaan aan waar het systeem geen aandacht aan geeft. Het buitengeslotene als wezenskenmerk van een systeem. De omgekeerde wereld dus.
Conclusies
Het perspectief van betekenisverlening biedt een basis om het psychiatrisch zorgsysteem op uitgangspunten en vanzelfsprekendheden opnieuw te doordenken en tot vernieuwing te komen.
Psychiatrische aandoeningen zijn in essentie uitdrukking zijn van hoe iemand zichzelf en zichzelf in relatie met zijn of haar omgeving ervaart en betekent. Tegelijkertijd biedt het betekeniskader dat dominant is binnen het psychiatrisch zorgsysteem slechts beperkte mogelijkheden om door te dringen tot het wezen van de aandoening. Het zorgsysteem is zorgend en helend bedoeld , maar schiet systematisch tekort. Het is rationeel en is bijgevolg niet in staat het irrationele te betekenen. Pogingen om het zorgsysteem te verbeteren en te perfectioneren lopen het risico dat ze de spanning eerder vergroten dan verkleinen.
Het psychiatrisch zorgsysteem is strak geordend. Er is sprake van een nauwkeurige toedeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden. In protocollen is vastgelegd hoe te handelen in bepaalde situaties. Ook psychiatrische aandoeningen zijn gedetailleerd beschreven en gedefinieerd. In het DSM zijn die definities vastgelegd. Ze vormen een kader dat ingrijpende invloed heeft, zowel met betrekking tot de diagnostisering als bij de behandeling en de financiering van behandelingen.
Maar de vraag is aan de orde of die ordeningen de wezenlijke functie van het zorgsysteem faciliteren of eerder hinderende werking hebben. Nodig is dat de waarden, overwegingen en criteria die aan de ordeningen c.q. aan het systeem als geheel ten grondslag liggen, expliciet worden benoemd en dat de consequenties ervan, zoals de buitensluitende werking ervan, in beeld worden gebracht.
De veronderstellingen die aan het psychiatrisch zorgsysteem ten grondslag liggen, kunnen worden opgevat als de bergplaatsen van het betekenisloze, van alles wat niet past binnen de gekozen structuur. Er is sprake van een gedetailleerd uitgewerkt systeem dat intern consistent is. Maar dat is slechts mogelijk doordat we alles wat niet in de gekozen structuur past, terzijde te schuiven. Het is een afbeelding van de werkelijkheid die gemankeerd is. Het systeem kan slechts in stand blijven door te vermijden dat alles wat er niet in past, niet te betekenen.
Doofheid en blindheid zijn het gevolg. Het systeem is niet gevoelig voor wat er niet in past. Formele structuren en protocollen zijn bepalend. Het is daarom lastig om die vanzelfsprekendheden c.q. uitgangspunten te expliciteren en tot onderwerp van kritische bevraging te maken. Daarbij speelt mee dat het betekeniskader binnen een systeem, en zeker binnen het psychiatrisch zorgsysteem, sterk is geïnstitutionaliseerd. Kritische vragen die het systeem als zodanig betreffen tasten de zekerheden aan. Het ontmaskeren van zekerheden als schijnzekerheden c.q. als geconstrueerde zekerheden is niet uitnodigend. Gevolg is dat zelfcorrigerend vermogen ontbreekt. Het systeem reproduceert zichzelf.
Heling en genezing van psychiatrische aandoeningen zijn gebaseerd op gereduceerde afbeeldingen en definities van aandoeningen die rationeel tot stand zijn gekomen. Het psychiatrisch zorgsysteem plooit aandoeningen zodat en opdat ze passen binnen geldende organisatorische kaders.
Het systeem is harmoniserend, wat haaks staat op de diep persoonlijke beleving van psychiatrische aandoeningen. De strakke structuren en procedures beletten om door te dringen tot wat een cliënt ervaart. De ordeningen worden dominant ten opzichte van de persoon van de cliënt.
Het komt erop neer dat het psychiatrisch zorgsysteem zoals dat thans functioneert, is gebaseerd op wensen en daarmee samenhangende uitgangspunten, die tegemoetkomen aan onze opvattingen zoals beheersbaarheid, transparantie en zekerheid, maar die in de praktijk niet realiseerbaar zijn. Het bestaande systeem heeft daardoor illusoire kenmerken. In plaats van het onvermogen onder ogen te zien dat wij niet in staat zijn onze idealen te realiseren, blijven we onze idealen koesteren. Onvermogen van het systeem is niet bespreekbaar.
We hebben een afbeelding geconstrueerd, die gebrekkig is met als gevolg dat we het zorgsysteem opzadelen met eisen en daarop gebaseerde verwachtingen waar het systeem niet aan kan voldoen. Het onderkennen van deze fundamentele gebreken zou inhouden dat we ons ons onvermogen realiseren. Dat onvermogen is fundamenteel. We hebben de lat zo hoog gelegd, dat pogingen om er alsnog aan te voldoen niet werken en resulteren in nog meer en steeds gedetailleerdere regels. We zijn vastgelopen maar willen dat niet zien.
Nodig is dat we onze verlangens herformuleren in realistische termen en tot nieuwe ontwerpen komen.
Het systeem is buitensluitend. Het psychiatrisch zorgsysteem houdt zich bezig met heling van aandoeningen maar is in zichzelf ook drager van aandoeningen, in het bijzonder op structureel terrein maar dat heeft ook consequenties op het terrein van diagnose en daarop gebaseerde behandeling.
Tot slot
In afsluitend artikel zullen we ingaan op het benoemen van de veranderopgaven en de processen die daarbij kunnen faciliteren.
Literatuur
Agamben, Giorgio, Homo sacer, De soevereine macht en het naakte leven, Boom, 1995
Hengeveld, M.W.(2006) De psychopathologie van Karl Jaspers: toen en nu, in Tijdschrift voor Psychiatrie, nr. 48, p. 835-842
van Os, Jim, De DSM-5 voorbij! Persoonlijke diagnostiek in een nieuwe GGZ, Diagnosis Uitgevers,, Leusden, 2014
van Spronsen, Myrrhe en van Os, Jim, We zijn God niet; Pleidooi voor een nieuwe psychiatrie van samenwerking, Lannoo Campus, Amsterdam, 2021
van Sambeek, N, Franssen, G.E.H.I., Baart A.J, van Geelen, S, Scheepers, F.E, Betekenis geven aan psychische problematiek; discoursanalyse van ervaringsverhalen, in: Tijdschrift voor Psychiatrie, 2023, nr.65 (3), p. 151-157
Velleman, S.A. en de Wachter, D. Fenomenologie en wetenschap; over de grondslagen van de psychiatrie in Heideggers Zollikoner Seminare, in: Tijdschrift voor Psychiatrie, nr. 51, 2009, p. 433-442
Wagemans, M.C.H, Voor de Verandering; een op Ervaringen gebaseerde Studie naar de Spanning tussen de theorie en de praktijk van het besturen, Dissertatie, Wageningen, 1987
Wagemans, Mathieu, Chaos als oplossing, een alternatief analysekader voor complexe vraagstukken, in: Civis Mundi Digitaal #146, 2024
*******************************
********************************
Het Absurde Universum
Civis Mundi Digitaal #147
door Mathieu Wagemans
Bespreking van Patrick Chatelion Counet, Het Absurde Universum. Hoe wetenschap stukloopt op de ongrijpbare werkelijkheid. Kok Boekencentrum, 2024.
De term absurd zou bij het eerste lezing of gehoor vragen kunnen oproepen. Hoe kan het universum absurd zijn? En waarom zou dat het geval zijn? Maar na lezing ontstaat een heel ander beeld. Niet het universum is absurd maar de absurditeit ligt eerder aan de kant van onszelf, wanneer we het universum benaderen en bestuderen en tot inzicht willen komen. Het boek neemt als perspectief de wijze waarop we het universum benaderen. Dat betreft in het bijzonder benaderingen vanuit de wetenschap. De overtuiging dat we door onderzoek tot steeds diepere en zekere kennis kunnen komen, wordt onderuit gehaald en op zijn minst worden er forse vraagtekens bij geplaatst. Het is interessante literatuur voor wie belangstelling heeft voor wetenschapsfilosofie.
Absurditeit
Absurd is wat we niet kunnen begrijpen en/of wat wij ervaren als volstrekt onlogisch en ongerijmd. Er valt geen zin in te vinden. Dat waar we de woorden en begrippen voor missen. Chatelion Counet verwijst naar Heidegger met zijn onderscheid tussen zijnden en het Zijn. Het is de werkelijkheid die niet plaatsbaar is naar ruimte en tijd. Die benadering van het heelal staat centraal in het boek. Het is een fundamenteel andere benadeling dan die gebruikelijk is in de fysica. Waarbij we kennis verwerven. maar de betekenis van die kennis is beperkt en niet allesomvattend. Het boek kan opgevat als een buitengewoon kritische beschouwing over hoe wetenschappelijke kennis tot stand komt. Op een heldere wijze worden de aannames die aan kennisontwikkeling en wetenschappelijk onderzoek ten grondslag liggen, expliciet benoemd. Er is sprake van schijnzekerheden die echter niet worden onderzocht. Ze vormen harde uitgangspunten voor wetenschappelijk onderzoek, dat alleen al om die reden kritisch zou moeten worden bevraagd. Wat kunnen we zeggen over de oneindigheid van het universum? Wat we ons niet kunnen voorstellen, kunnen we ook niet verwoorden, laat staan er gangbare onderzoekmethoden op loslaten.
Centrale notie in het boek is dat we met logica een universum willen begrijpen dat niet logisch in elkaar steekt. Dat moet wel tot teleurstellende uitkomsten leiden. Maar niettemin hechten we betekenis aan de uitkomsten van logisch opgezet onderzoek. Zou je dat ook niet absurd kunnen noemen?
Betekenisgeving
De wijze waarop we het universum benaderen, wordt geanalyseerd vanuit het perspectief van betekenisgeving. We betekenen de werkelijkheid met behulp van woorden, begrippen. Uitvoerig wordt ingegaan op de vraag hoe processen van betekenisgeving verlopen met verwijzingen naar de taalfilosofie van De Saussure en vooral ook Derrida. Hoe processen van betekenisgeving kunnen worden ontleed. Hoe dergelijke processen een nooit eindigende inspanning zijn. Ze zijn niet lineair in die zin dat als we iets (een object, een ervaring) hebben betekend, we aan inzicht hebben gewonnen. Dat proces is eindeloos. De betekenaar betekent het betekende en het betekende wordt vervolgens zelf betekenaar, waarna een eindeloze opeenvolging van wisselingen tussen betekenaar en het betekende volgt. Zie de poging van Lacan (die overigens in het boek niet voorkomt) om die processen wiskundig te benaderen met aandacht voor het onderbewustzijn.
Over sociologisch onderzoek bestaan tal van kritische beschouwingen die twijfel zaaien over de betekenis die we aan de onderzoeksresultaten toekennen. Voor de natuurwetenschappen is die twijfel veel minder groot. Immers, er is sprake van “harde” feiten. We kunnen met onze meetinstrumenten tot onweerlegbare conclusies komen, We kunnen snelheden meten, evenals het gewicht van objecten. De natuurwetenschappen laten weinig ruimte voor twijfel. We zijn in staat om tot zekere kennis te komen.
Maar zelfs de “harde” wetenschappen zoals natuurkunde, scheikunde en wiskunde die betrouwbare kennis zouden voortbrengen, ontkomen niet aan relativering. Die vloeit dan voort uit het feit dat begrippen worden benut die in de werkelijkheid niet voortkomen. Meters, driehoeken, warmtegraden of moleculen vormen geen onderdeel van de werkelijkheid, maar het zijn begrippen die er door de mens als een sluier overheen worden gelegd. Ze dienen om de werkelijkheid meetbaar te maken, maar de werkelijkheid is niet geïnteresseerd in zijn eigen meetbaarheid. Het zijn constructies van de mens die als zodanig ook niet voorkomen in het universum. Ook het begrip mens is door de mens bedacht.
Meetinstrumenten
Uitvoerig komt aan bod, hoe ook de meetinstrumenten gebrekkig zijn. Meten veronderstelt een nulpunt als referentie. Maar het nulpunt is niet te definiëren. Zodra we afwezigheid proberen te omschrijven, doen we het begrip onrecht aan. Zie de verwijzing naar Wittgenstein, die stelt dat we moeten zwijgen waarover we niet kunnen spreken, c.q. wat we niet in woorden kunnen bevatten.
Die benadering wordt uitvoerig uitgewerkt met betrekking tot het ontstaan en de werking van zwarte gaten in het universum die een vernietigende werking zouden hebben. Chatelion Counet beschouwt de verklaringen over zwarte gaten als constructies waarvan het waarheidsgehalte ernstig moet worden betwijfeld. Het zijn theorieën die slechts betekenis hebben, voor zover de onderliggende aannames correct zijn. Er is een onlosmakelijke en sterke koppeling tussen de inhoud van een theorie en de veronderstellingen die er de basis c.q. het fundament van vormen. Popper baseert zijn theorie over falsificatie juist op het gegeven dat een theorie bestaat uit hypothesen, die getoetst c.q. gefalsificeerd (moeten) kunnen worden.
Het boek gaat ook in op de vraag of en hoe we tot zekere kennis kunnen komen en of we daarbij kunnen vertrouwen op inductieve benaderingen of op het hypothetisch-deductief denkmodel. Bij beide benaderingen worden vraagtekens geplaatst. Ook bij het hypothetisch-deductief model is sprake van waarnemingen, van inductie dus. Je zou kunnen stellen dat redeneren en waarnemen beide via de taal tot stand komen. We hebben geen andere benadering. Wanneer we willen communiceren over onze gevoelens, kunnen we die slechts uitdrukken met behulp van woorden en begrippen.
Het universum doet niet aan betekenisgeving
Maar Chalelion Couret haalt vermeende zekerheden onderuit door de nodige vraagtekens te plaatsen bij wetenschappelijk onderzoek. We zitten vast aan begrippen die invloed hebben en zelfs bepalend zijn voor de waarneming. Pas door nieuwe begrippen te introduceren, zijn we in staat andere voorstellingen van de werkelijkheid te construeren, waardoor de werkelijkheid anders aan ons verschijnt.
Zo zorgde de kwantumbenadering voor ingrijpende vernieuwing en nieuwe inzichten door het onderscheid tussen materie en golf. Of denk aan de snaartheorie. Dat leidt tot perspectiefwijziging waardoor we de werkelijkheid c.q. het universum anders betekenen en in een ander licht plaatsen. Niet de werkelijkheid verandert, maar we plaatsen de werkelijkheid in een ander perspectief.
Maar ook die begrippen kunnen zich er niet aan onttrekken, dat begrippen de waarneming beïnvloeden. Het universum is onbekend met dergelijke begrippen, denkt er ook niet over na en houdt zich niet bezig met betekenis geven aan zichzelf. Het universum “is” en het zijn mensen die het in een perspectief plaatsen. De mens beschikt, in tegenstelling tot het universum, over het vermogen tot reflectie, zowel over het universum als over zichzelf en medemensen. Er is wel sprake van terugkoppelingsmechanismen die met reflectie zijn te vergelijken, zij het anders dan menselijke reflectie. Laten we het erop houden dat het universum een eigen wijze van zijn en bewustzijn kent, die wij niet kunnen bevatten met de begrippen die voor ons betekenisvol zijn.
We vormen ons beelden van het universum en die beelden houden we voor “werkelijk”. Waarnemen en betekenisverlening kunnen we onderscheiden, maar in de praktijk van alledag gebeuren die tegelijkertijd. Ze zijn enkel analytisch te ontkoppelen, maar dat is in zichzelf reeds een voorstelling die niet overeenstemt met de werkelijkheid.
We willen zekere kennis en dus hechten we betekenis aan gedetailleerd uitgewerkte methoden en onderzoeksprotocollen, want die zouden ons, zo denken we, zekere kennis opleveren. Maar juist door die methoden en protocollen veranderen we de werkelijkheid. We willen inzicht in de werkelijkheid, maar om daartoe in staat te zijn, vormen we ons eerst een beeld van de werkelijkheid dat ons in staat stelt het onderzoek op een verantwoorde wijze uit te voeren. De werkelijkheid moet eerst worden aangepast en onderdanig worden aan onze methoden, terwijl die methoden toch eigenlijk bedoeld ware om de werkelijkheid te onderzoeken.
Tot slot
De titel van het boek roept het beeld op dat het universum absurd is. Na lezing en reflectie komt de gedachte op dat niet het universum absurd is, maar dat ons eigen denken en waarnemen de bronnen zijn van de absurditeit. Het universum is zoals het is. Wij zijn het zelf die niet in staat zijn alles wat er in het universum gebeurt, in logische ordeningen onder te brengen. Telkens weer is er een onverklaarbare restpost die niet in onze ordeningen past. Dat eigen onvermogen komt tot uitdrukking in verschijnselen die we niet logisch kunnen onderbrengen in onze ordeningen. Het is chaos die als de contramal van onze ordeningen kan worden beschouwd. We zijn er zelf de constructeurs van. Het toont hoe orde en chaos complementair zijn. Geen orde zonder chaos. Het omgekeerde geldt ook. Door te ordenen scheppen we chaos. Zo zijn we zelf, weliswaar doorgaans onbewust, de ouders van absurditeit.
Wellicht roept het bovenstaande het beeld op, dat het zware kost is en grote inspanningen vraagt om zich door het boek te bewegen. Maar mijn ervaring was anders. Daar draagt zeker aan bij, dat Chatelion Counet ingewikkelde zaken in een luchtige stijl vervat en met treffende voorbeelden de lezer bij de hand neemt. Dat is op zichzelf al een kwaliteit en draagt eraan bij dat filosofische werken toegankelijker worden. Interessant is ook de zowel filosofische als theologische achtergrond van Chatelion Counet, waardoor bijbelse teksten over het ontstaan van het heelal worden gekoppeld aan resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aan tal van Griekse en Latijnse filosofen uit de oudheid.
******************************
Chaos als oplossing, een alternatief analysekader voor complexe vraagstukken
Civis Mundi Digitaal #146
door Mathieu Wagemans
Inleiding
Er zijn onoverzienbaar veel beschouwingen waarin wordt gesteld dat we als samenleving met ingewikkelde vraagstukken worden geconfronteerd. De wereld is onoverzichtelijk geworden en bovendien is er sprake van een alsmaar snellere dynamiek die lastig hanteerbaar en beheersbaar is. We krijgen maar moeilijk vat op complexe problemen. We realiseren ons, dat eenvoudige oplossingen niet (meer) helpen. We kunnen deelproblemen aanpakken, maar tegelijkertijd beseffen we dat we daarmee niet kunnen volstaan. Voortdurend bestaat het risico dat we achteraf moeten vaststellen dat we bezig zijn geweest met bestrijding van symptomen.
Een paar voorbeelden. Neem de vervreemding tussen overheid en burger. Steeds weer blijkt dat het met het vertrouwen van burgers in overheid en politiek maar matig is gesteld. We proberen dat probleem op te lossen door eerder, meer en anders te communiceren met burgers, maar dat helpt niet echt. De overheid moet oplossingen bedenken en toepassen, maar het overheidsbeleid en de processen van totstandkoming van beleid en de beleidsbesluiten zelf zijn zo ingewikkeld dat ze lastig zijn te begrijpen voor wie niet thuis is in de betreffende regelgeving en voor wie niet beschikt over de daarvoor noodzakelijke juridische kennis.
Of neem een probleem als armoede. Die is niet structureel oplosbaar door enkel uitkeringen te verhogen en geen aandacht te geven aan de onderliggende oorzaken zoals onvermogen om een eenvoudige administratie te voeren of het al te makkelijk aangaan van schulden, weinig opleiding of gebrek aan vaardigheden. We zijn ons ook gaan realiseren dat de maatschappelijke context waarin men zich bevindt als het ware kan voorsorteren op armoede. Wie voor een dubbeltje geboren is ……
Complexe problemen blijken niet eenvoudig oplosbaar te zijn. Een alternatieve benadering zou zijn, wanneer we complexiteit niet als gegeven beschouwen maar tot onderwerp van analyse maken. Is de wereld complex of zijn onze analyses en oplossingen te eenvoudig? Dat stelt de vraag, wat de onderliggende factoren zijn, die complexiteit veroorzaken.
We willen die vragen als uitgangspunt nemen en kritisch kijken naar de wijze waarop we gebruikelijk problemen benaderen. Met als vervolgvraag, tot welke conclusies dat leidt en hoe we die in praktijk kunnen brengen. In een volgend deel willen we vervolgens als voorbeeld vanuit dat nieuwe perspectief het psychiatrisch zorgsysteem analyseren en kijken tot welke inzichten en voorstellen dat kan leiden.
Het wereldbeeld vanuit het perspectief van betekenisgeving
Een eerste opmerking is dat ieder perspectief, nieuw of gebruikelijk, gebaseerd is op uitgangspunten. Die blijven vaak impliciet en worden niet benoemd. Een nieuwe benadering vraagt daarom dat we de uitgangspunten aandacht geven. Wat zijn de uitgangspunten c.q. vooronderstellingen van een alternatieve benadering van de werkelijkheid.
We kiezen als uitgangspunt het perspectief van betekenisverlening. Dat uitgangspunt houdt in, dat de werkelijkheid als zodanig niet kan worden benaderd, maar dat we slechts in staat zijn ons afbeeldingen te vormen van de werkelijkheid. We maken constructies van de werkelijkheid. Doe constructies houden we voor “werkelijk”. Object en afbeelding vallen samen. Het onderscheid tussen beide valt weg. Kant kan als wegbereider worden beschouwd van deze benadering. Het was zijn overtuiging dat de werkelijkheid “an sich” niet kan worden gekend maar dat we de werkelijkheid slechts kunnen leren kennen door er betekenis aan te geven. Voor Kant vond die betekenisgeving plaats via de categorieën van het verstand. Rationaliteit was voor hem leidend. Later, zeker in het postmodernisme, gingen ook heel andere categorieën een rol spelen bij de betekening van de werkelijkheid. Denk aan sociale en psychologische factoren. Het komt erop neer dat de werkelijkheid voor ons betekenis heeft voor zover we er zelf betekenis aan geven.
Wanneer de werkelijkheid “an sich” voor ons niet kenbaar is, leidt dat tot de vraag wat we ons bij de werkelijkheid moeten voorstellen, wanneer betekenisgeving als uitgangspunt nemen. Immers, we hebben onderling uiteenlopende beelden van de werkelijkheid. In de film Rashomon demonstreert de regisseur Akira Kurosawa hoe verschillende mensen heel andere verhalen vertellen over een gebeurtenis, die onderling ook nog eens strijdig zijn. Wanneer meerdere mensen getuige zijn van een verkeersongeluk, zullen ze daar onderling heel verschillend over kunnen berichten. Wat de één opvalt, blijkt door een ander niet te zijn waargenomen. Of men rapporteert uiteenlopend over de schuldvraag.
Het constructivisme
Het uitgangspunt dat we ons afbeeldingen vormen van de werkelijkheid staat centraal in het constructivisme. Het constructivisme kan worden opgevat als een kennistheorie. De afbeeldingen die we van de werkelijkheid construeren, komen tot stand in interactie met anderen. Het construeren wordt opgevat als een sociale activiteit, zoals Peter Berger en Thomas Luckmann stellen (Berger, 1966).
Niet alleen kunnen afbeeldingen c.q. constructies onderling verschillen, maar bovendien kunnen beelden voortdurend veranderen. We kunnen ervan overtuigd zijn dat een bepaald standpunt correct is, maar later kan de twijfel toeslaan en kunnen we van mening veranderen. Het leidt tot een wereldbeeld waarin een onoverzienbaar aantal beelden, definities en concepten door elkaar bewegen. Die kunnen stellig en door velen worden gedeeld maar een overtuiging kan ook betekenis verliezen doordat mensen van standpunt veranderen. Elementen kunnen onderling verbindingen aangaan waardoor begrippen ontstaan. Begrippen kunnen op hun beurt onderling relaties aangaan waardoor er opvattingen of, nog een stap verder, theoretische perspectieven ontstaan.
Een energetisch wereldbeeld
Ons handelen is gebaseerd op de beelden, die we hebben geconstrueerd van de werkelijkheid. Hoe krachtiger en betekenisvoller die beelden zijn, des te meer werking hebben ze. Beelden c.q. opvattingen kunnen in sterke mate door velen worden aanvaard als vanzelfsprekend. Ze kunnen met zoveel betekenis worden beladen dat ze als waar worden beleefd. Waarheid is dan niet langer een vaststaand en bewijsbaar begrip, maar heeft het karakter van een constructie, waar we vervolgens ons handelen op baseren. Er ontstaan handelingspatronen, die niet meer kritisch worden bevraagd, omdat het onderliggend betekeniskader als vanzelfsprekend wordt ervaren. Het besef dat het ooit is geconstrueerd verdwijnt gaandeweg. Het is gestolde waarheid geworden. Wat subjectief tot stand is gekomen, krijgt de status van objectieve waarheid. Gaandeweg realiseren we ons niet meer dat het subjectief tot stad gekomen constructies zijn. Vergelijk Nicolescu die stelt dat als we tot objectieve kennis willen komen, we eerst de subjectiviteit moeten vermoorden. (Nicolescu, 2010)
Overigens is er geen zekerheid dat wat met betekenis c.q. energie wordt opgeladen die betekenis en energie ook behoud. Afbeeldingen kunnen hun betekenis verliezen. Zelfs vanzelfsprekendheden kunnen onderwerp van discussie worden. Gestolde waarheden kunnen uitdoven en overgaan in relicten van het verleden. Neem bijvoorbeeld de ontwikkelingen op religieus gebied. Eeuwenlang was het christelijk geloof in onze gebieden onomstreden en werd het door velen als vaststaand en onaantastbaar beleefd. De aan het geloof verbonden instituties waren met vanzelfsprekend gezag bekleed, ook op maatschappelijk en politiek gebied. Door secularisatie en daarmee verband houdende ontkerkelijking in de laatste zestig jaar is daar steeds minder van over. Wat als waarheid werd beleefd en bepalend was voor het denken en handelen heeft aan betekenis c.q. energie ingeboet.
We kunnen daarbij een onderscheid maken tussen een persoonlijke overtuiging die niet of nauwelijks wordt gedeeld door andere en een overtuiging die door velen wordt omarmd. Naarmate een beeld of een overtuiging sterker en door meer mensen wordt gedeeld, krijgt die meer gewicht en werking. Het is een energetisch beeld van de werkelijkheid met betekenisgeving als energiebron.
Reductie
We kunnen dus geheel uiteenlopende beelden hebben van de werkelijkheid en bovendien kunnen beelden telkens veranderen. Een belangrijk punt is verder dat iedere afbeelding van de werkelijkheid een reductie is. Het is een beeld van de werkelijkheid die ook op heel andere wijze kan worden betekend. En, nog een stap verder, ons beeld van de werkelijkheid is ook nog eens beperkend. Een beeld is niet in staat de werkelijkheid in zijn volledigheid te verbeelden. Er is een werkelijkheid die buiten beeld blijft omdat die niet door vanuit ons beeld kan worden betekend. Het is de werkelijkheid die betekenisloos blijft.
Het uitgangspunt dat we de werkelijkheid slechts kunnen leren kennen door er betekenis aan te geven en er ons een afbeelding van te vormen, heeft ingrijpende consequenties, bijvoorbeeld op kennisterrein. Wanneer we de werkelijkheid onderzoeken, onderzoeken we in wezen een afbeelding van de werkelijkheid die we zelf hebben geconstrueerd. We onderzoeken een door ons betekende werkelijkheid. Om de werkelijkheid te kunnen begrijpen, moeten we dus inzicht krijgen in de processen van betekenisgeving die aan de constructies ten grondslag liggen. Daartoe is nodig dat we inzicht krijgen in het krachtenveld waarin betekenisgeving plaatsvindt.
Reductie betekent buitensluiting
In wezen moeten we dus onszelf onderzoeken: welke oriëntaties en preoccupaties zijn van invloed geweest op de wijze waarop we de werkelijkheid betekenen? En wat zijn de consequenties daarvan? Wat blijft er buiten beeld? Wat zijn de vanzelfsprekendheden die van invloed zijn geweest? Welke factoren hebben, veelal onbewust, een rol gespeeld in ons denken, redeneren en handelen? En wat betekent dat voor het beeld dat we ons van de werkelijkheid hebben gevormd?
Het komt erop neer dat het beeld dat we van de werkelijkheid hebben voortdurend kan veranderen, maar ook dat er een werkelijkheid is buiten ons wereldbeeld. Dat is de werkelijkheid die we niet betekenen, de betekenisloze werkelijkheid. Een dergelijke schets van de werkelijkheid kan gemakkelijk op ons overkomen als chaotisch. De werkelijkheid is uiterst complex en verandert voortdurend. Een dergelijk wereldbeeld is lastig te begrijpen. We zijn niet in staat een alsmaar veranderende werkelijkheid in zijn volle omvattendheid te overzien, laat staan die te beïnvloeden in de door ons gewenste richting. Er is sprake van een lastig te voorspellen en te beheersen dynamiek. Het roept een sterke behoefte op aan ordening.
Behoefte aan ordening c.q. Orde en chaos
Die behoefte aan ordening is begrijpelijk. Immers, wanneer we met problemen worden geconfronteerd, heeft het doorgaans onze voorkeur te kiezen voor een planmatige c.q. geordende aanpak in plaats van een chaotische benadering. Ordening biedt overzicht en helpt om grip te krijgen op ingewikkelde vraagstukken We analyseren problemen om zo inzicht te krijgen en tot een aanpak te komen. Die analyse houdt vaak in dat we aspecten onderscheiden aan een vraagstuk. We onderscheiden bijvoorbeeld economische, sociale en juridische aspecten die we vervolgens uitdiepen om daarna de stap naar interventies te kunnen zetten.
Die benadering lijkt logisch. Dat geldt zeker wanneer we het geschetste wereldbeeld als perspectief kiezen. Die behoefte aan ordening leidt ertoe dat we ons statische beelden van de werkelijkheid vormen. We passen ons beeld van de werkelijkheid zodanig aan, dat we deze kunnen begrijpen en vervolgens kunnen beheersen. We plooien de werkelijkheid naar onze verlangens. We houden onze constructies gaandeweg voor “waar”. Waarnemen is voor “waar” aannemen. Maar het is een waarheid die is gebaseerd op onze wens tot ordening en dus op buitensluiting. We vereenvoudigen om zo tot inzicht in en grip op de werkelijkheid te krijgen. Daarmee doen we geen recht op de complexiteit van de werkelijkheid. Anders gezegd, wat niet in onze ordeningen past blijft buiten beeld.
Beleidsvorming als voorbeeld
Een verwijzing is op zijn plaats naar processen van beleidsvorming. Een wet, verordening of andere regeling begint doorgaans met een artikel met een aantal soms uiterst gedetailleerde definities die bepalen “wat in het kader van deze regeling moet worden verstaan onder ….”. De werkelijkheid wordt gereduceerd tot een regelbare werkelijkheid conform de eisen die we stellen aan overheidsbeleid. We willen de chaos vervangen door een overzichtelijk en eenduidig beeld te komen. We construeren een afbeelding van de maatschappij die ons in staat stelt om door middel van overheidsbeleid de maatschappelijke werkelijkheid te veranderen in de door ons gewenste richting. We stellen daartoe regels op voor de totstandkoming van overheidsbeleid. Er moet worden voldaan aan de zogenaamde beginselen van behoorlijk bestuur. Juist door het hoge niveau van detaillering en specificatie heeft overheidsbeleid een hoog buitensluitend vermogen.
Onze behoefte aan overzicht en ordening neiging ligt weliswaar voor de hand maar het loont de mechanismen van ordening nader te bekijken. Wat gebeurt er wanneer we ordenen? Wat betekent het wanneer we begrippen formuleren op basis van definities? Kenmerk van een definitie is dat die een onderscheid maakt tussen wat tot de definitie behoort en wat niet door de betreffende definitie wordt omvat. Definities hebben een buitensluitend effect. We kunnen niet de gehele werkelijkheid met behulp van een definitie omvatten.
Bovendien is een definitie statisch terwijl, zoals we zagen, het geschetste wereldbeeld vluchtig en veranderlijk is. Het komt erop neer dat we door te definiëren een dynamische en complexe werkelijkheid “vastzetten”. We vormen ons een beeld ban de werkelijkheid dat ons in staat stelt de maatschappelijke werkelijkheid te veranderen in de door ons gewenste richting. We construeren een beeld van de werkelijkheid dat ons in staat stelt tot gewenste interventies. Het is een merkwaardige paradox. We willen de werkelijkheid veranderen maar daartoe moet de werkelijkheid eerst worden gereduceerd en aangepast opdat en zodat we die kunnen veranderen.
Constructeurs van chaos
De reductie tot een ordelijke werkelijkheid vraagt dus zijn prijs. Door te ordenen sluiten we alles buiten wat niet in de ordening past. Door te ordenen zijn we zelf dus de constructeurs van de chaos. Ordenen met als ambitie chaos te transformeren in ordelijkheid heeft dus chaos als bijproduct. Er is altijd een restpost die zich niet laat ordenen. Anders gezegd, chaos kan worden opgevat als bestaansvoorwaarde voor de ordening. Door te ordenen sluiten we werkelijkheid buiten. Daarmee doen we de veelkleurige en dynamische werkelijkheid geweld aan. Zonder ordening geen chaos en zonder chaos geen ordening. Er is sprake van twee uiterste polen die niettemin aan elkaar gekoppeld zijn. Ze veronderstellen elkaar. De relatie is complementair.
Identiteit
We kunnen nog een stap verder gaan met betrekking tot de koppeling tussen ordening en chaos en stellen, dat het buitengeslotene bepalend is voor een ordening. Het buitengeslotene is als het ware de contramal van de ordening. Wanneer ons wordt gevraagd om een willekeurige ordening of systeem of organisatie te beschrijven, zijn we geneigd de aandacht te richten op de inhoud. Bij een organisatie gaat het dan om de doelen van een organisatie, de organisatiestructuur, de toedeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden, de interne spelregels en communicatiepatronen enz.
Vanwege de geschetste koppeling tussen ordening en chaos zouden we ook de aandacht kunnen verleggen naar het buitengeslotene en stellen dat het buitengeslotene waardevolle informatie bevat over een systeem of organisatie. Sterker nog, we zouden het buitengeslotene kunnen opvatten als bepalend voor het wezen van een systeem. We concentreren ons dan niet op het systeem zelf maar op de werkelijkheid die buiten het gezichtsveld valt van een systeem. Dat lijkt zo op het eerste gezicht paradoxaal maar het biedt wel een, weliswaar ongebruikelijk, perspectief dat in staat stelt het buitengeslotene te betekenen en zo inzicht te krijgen in wat we thans als chaos betekenen. .
Overheidsbeleid als illustratie
We willen dat illustreren aan de hand van overheidsbeleid. We stelden dat het geheel aan definities zoals dat in wetten en verordeningen vastligt, kan worden opgevat als het perspectief van de overheid. Dat leidt ertoe dat de maatschappelijke werkelijkheid voor de overheid slechts relevant c.q. betekenisvol is voor zover die valt in gebied A. De deelgebieden B kunnen dan worden opgevat als betekenisloos c.q. als buitengesloten, althans bezien vanuit het perspectief van de overheid. Analyses van het overheidsbeleid beperken zich doorgaans tot gebied A. In plaats daarvan zou je kunnen stellen dat juist de deelgebieden B kenmerkend zijn voor het overheidsbeleid.
Tekening (uit: Wagemans, Orde en chaos, Deel 1: Splitsend denken, in: Civis Mundi Digitaal #91
We kunnen de niet-betekende ruimte (deelgebieden b) dus opvatten als de bestaansvoorwaarde voor de betekende ruimte. Die niet-betekende ruimte kunnen we niet beschrijven en leren kennen met behulp van de begrippen en definities die drager zijn van de ordening. De daarin opgenomen begrippen en definities hebben immers buitensluitende werking en kunnen worden opgevat als de bron waardoor werkelijkheid is buitengesloten. Er zijn dus nieuwe begrippen nodig om de buitengesloten werkelijkheid te leren kennen. Dat vraagt om een inductieve benadering waarbij begrippen als het ware oprijzen uit de praktijk. Als voorbeeld: om de vervreemding tussen overheid en burger te onderzoeken lijkt een geschikte benadering om de beleving door burgers als basis te nemen. Die beleving illustreert wat buiten beeld blijft, wanneer we het formele perspectief van de overheid als uitgangspunt nemen. Dat kan op het eerste gezicht weliswaar een merkwaardig perspectief lijken, maar het is wel een boeiend perspectief om de relatie tussen overheid en burgers te schetsen. Het eigene van het overheidsperspectief is dan niet zozeer datgene, dat wordt betekend vanuit dat perspectief maar juist wat betekenisloos blijft binnen het perspectief van de overheid. De betekenis van een definitie kan worden ontdekt door de aandacht te richten op wat er niet door geldende definities wordt omvat. (Wagemans, 2022) We kunnen de betekenis en werking van een definitie slechts begrijpen door het buitengeslotene te leren kennen. De contramal is een belangrijke bron om de mal te begrijpen. Het vraagt om een inductieve benadering waarin begrippen als het ware oprijzen vanuit de praktijk zoals burgers die beleven.
Het betekenisloze leren kennen
Dat roept de vraag op hoe we het buitengeslotene kunnen leren kennen. Een eerste opmerking is dat het geldende betekeniskader zoals dat institutioneel is vastgelegd in regelingen, daartoe niet geschikt is. Per definitie niet. De daarin opgenomen begrippen en definities hebben immers buitensluitende werking en kunnen worden opgevat als de bron waardoor werkelijkheid is buitengesloten. Er zijn dus nieuwe begrippen nodig om de buitengesloten werkelijkheid te leren kennen. Dat vraagt om een inductieve benadering waarbij begrippen als het ware oprijzen uit de praktijk. Als voorbeeld: om de vervreemding tussen overheid en burger te onderzoeken lijkt een geschikte benadering om de beleving door burgers als basis te nemen. Die beleving illustreert wat buiten beeld blijft, wanneer we het formele perspectief van de overheid als uitgangspunt nemen.
Michel Serres
De Franse filosoof Michel Serres vraagt aandacht voor de werkelijkheid die niet binnen onze systemen en definities valt. Die moeten we niet als betekenisloze chaos terzijde schuiven. De chaos heeft ons een boodschap te vertellen. Serres nodigt uit om juist die chaos te onderzoeken. Serres pleit verder voor verbinding tussen systemen. Thans functioneren systemen (denk aan economie, cultuur, onderwijs, zorg) in sterke mate als verzelfstandigde domeinen. In de terminologie van Serres: het zijn eilanden maar het maatschappelijk leven speelt zich af in de oceaan. Om het leven op de oceaan te leren kennen, pleit hij ervoor expedities te ondernemen en de oceaan op te gaan. (Latour, 1995)
Systeemwereld
Naast het perspectief van betekenisverlening kiezen we bij de analyse van het psychiatrisch zorgsysteem voor de invalshoek van de systeemwereld. Kenmerk van een systeembenadering is dat de aandacht niet gericht is op afzonderlijke relaties maar dat als vetrekpunt wordt genomen dat er sprake is van een veelheid aan relaties die elkaar beïnvloeden en die slechts kunnen worden begrepen vanuit een breed perspectief. Dat maakt de tocht naar inzicht ingewikkelder maar kan dat inzicht wel verdiepen ten opzichte van een benadering waarin monofunctionele relaties centraal staan. Een systeembenadering gaat verder dan de optelsom van afzonderlijke relaties.
We moeten de context doorzien. In termen van betekenisgeving houdt dat in, dat we niet enkel oog hebben voor hoe mensen in een organisatie individueel betekenis geven, maar vooral ook aandacht hebben voor de krachten die daar op van invloed zijn.
Kouzes en Mico (1979) beschrijven hoe in een organisatie sprake kan zijn van domeinen. Dat zijn onderdelen c.q. gebieden waarbinnen opvattingen en normen kunnen verschillen te opzichte van andere domeinen. Om het functioneren van een organisatie te begrijpen is niet enkel van betekenis hoe domeinen intern functioneren maar vooral ook hoe de interacties verlopen tussen domeinen.
Samenvattend
Door te analyseren benaderen we de werkelijkheid vaak splitsend. We halen de werkelijkheid uit elkaar en ontleden die in elementen. We ordenen de werkelijkheid maar juist die benadering kan als een probleem worden gezien in plaats van als oplossing. Door te ordenen hebben we geen aandacht voor de verschillen, voor wat niet in de ordening past. We veroorzaken die verschillen juist zelf. Serres stelt dat we daardoor de verbinding kwijtraken. We hebben aspecten en elementen verzelfstandigd. Dat is terug te zien op vrijwel alle terreinen en is eigen aan het moderne denken. We verbijzonderen en menen dat we door steeds gedetailleerdere analyses dieper tot de werkelijkheid kunnen doordringen. In de natuurwetenschappen heeft dat belangrijke inzichten opgeleverd. Van moleculen en atomen zijn we tot Higgsdeeltjes gekomen. Dat was echter slechts mogelijk door telkens nieuwe begrippen toe te laten en te construeren.
Vervolg
Vervolgvraag is, wat nu de betekenis en de relevantie is van het geschetste alternatieve analysekader. Die betekenis is afhankelijk van de werking die dit analysekader heeft. Levert het nieuwe inzichten op? Stelt het ons in staat te begrijpen waarom bepaalde interventies niet helpen? Wijst het nieuwe richtingen aan die meer perspectief hebben om het functioneren van een systeem te verbeteren?
Dergelijke vragen kunnen het beste worden verkend door het geschetste perspectief toe te passen op een complex en relevant vraagstuk waar we mee worstelen. Als voorbeeld hebben we het psychiatrisch zorgsysteem gekozen. Zowel de complexiteit als de relevantie staan niet ter discussie. De psychiatrische zorg verkeert in zwaar weer. Er zijn zorgen over de toenemende behoefte aan psychiatrische zorg en de omstandigheden die daarbij een rol spelen. Het steeds grotere beroep op psychiatrische zorg zet het systeem verder onder druk. Dat uit zich in lange wachttijden. Ook bestaan er vragen op het vlak van effectiviteit en efficiency van zorgverlening. Beschikken we wel over voldoende kennis van psychiatrische aandoeningen en deugen onze behandelmodellen wel? Dat leidt dan vervolgens tot problemen rond de financiering van de psychiatrische zorg. Die dreigt onbetaalbaar te worden.
Kortom, een complex van problemen die elkaar onderling niet zelden versterken. Voorgestelde oplossingen hebben vaak betrekking op deelproblemen en/of bestrijden symptomen. Ingrijpender vernieuwingsvoorstellen kunnen gemakkelijk botsen met het geheel aan regels die binnen de psychiatrische zorg bestaan. In dergelijke omstandigheden is er weinig ruimte voor ingrijpende vernieuwingen, hoe noodzakelijk die ook kunnen zijn. Systemen hebben de neiging zichzelf te reproduceren, ook omdat velen belang hebben bij de instandhouding ervan. Daardoor komen systeemveranderingen moeilijk van de grond, hoe noodzakelijk die ook kunnen zijn.
In de analyse zullen de volgende punten aan de orde komen:
Wat valt er te zeggen over het dominante betekeniskader binnen het psychiatrisch zorgsysteem?
Is er sprake van domeinen binnen het psychiatrisch zorgsysteem en hoe verhouden die zich tot elkaar?
Wat is daarvan de buitensluitende werking?
Welke gevolgen heeft dat voor het functioneren van het psychiatrisch zorgsysteem?
Welke systeemveranderingen zijn nodig?
Hoe kunnen die worden gerealiseerd?
Literatuur
Berger, Peter en Luckmann, Thomas, The Social Construction of Reality: A Treatise in the Sociology of Knowledge, Anchor Books, 1966
Kouzes, J.M. en Mico, P.R., Domain theory: An Introduction to Organizational Behavior in Human Service Organizations, in: Journal of Applied Behavioral Science, vol. 15, no. 4, p. 449-469, 1979
Latour, Bruno en Serres, Michel, Conversations on Science, Culture and Time, University of Michigan Press, 1995
Nicolescu, Basarab, Methodology of Transdisciplinarity – Levels of Reality, Logic of the Included Middle and Complexity, in: Transdisciplinary Journal of Engineering & Science Vol: 1, No:1, (December, 2010), pp.19-38
Wagemans, Mathieu, Van een definiërend naar een energetisch wereldbeeld: begrippen en feiten als dragers van energie, Deel 1: Nieuw beleid past niet in bestaande kaders en vraagt een ander perspectief, in Civis Mundi Digitaal #91, november 2019
Wagemans, Mathieu, Naar een nieuw wereldbeeld, Deel 3: Wereldbeeld en overheid, in: Civis Mundi Digitaal #127, november 2022
Wagemans, Mathieu, Een oceaan van betekenisloosheid, een kritische analyse van beleid, politiek en wetenschap met een verwijzing naar de filosofie van Michel Serres, Digitalis, 2016
*****************************
Er is lef nodig in de landbouw
Thieu Wagemans
Opiniebijdrage in De Limburger van 8 juli 2023
Nu de onderhandelingen over een landbouwakkoord zijn geklapt, is er alle reden om andere paden in te slaan zoals het loslaten van schaalvergroting, intensivering en specialisatie. Het bestaande landbouwsysteem is niet in evenwicht. Economische noodzaak dwingt veel boeren thans tot vormen van landbouw die haaks staan op een duurzaam beheer van het platteland. Steeds weer moet de overheid corrigerend optreden wat telkens protest oproept van ondernemers in de agrarische sector.
Voedselproductie
Maar wat is die nieuwe weg? Laten we de bestaande spanningen als uitgangspunt nemen. Het produceren van voedsel is gereduceerd tot een economische activiteit. De boer werd ondernemer en varkens en koeien werden productiemiddelen. Daardoor zijn we het zicht kwijtgeraakt op de oorspronkelijke betekenis van landbouw als een samenspel met de natuur, een interventie in natuurlijke systemen. De landbouw is steeds beter in staat de natuur te manipuleren. Juist die verenging van landbouw tot een economische activiteit is de oorzaak van de toegenomen spanning tussen landbouw en natuur. Natuur en landschap zijn in dit model lastig omdat ze een efficiënt gebruik van grote machines belemmeren. De landbouw werd gaandeweg steeds meer gedomineerd door processen die geen einde kennen: alsmaar meer was nooit genoeg. Het is voor mij onbegrijpelijk dat de voorlieden van de landbouw deze praktijk blijven omarmen. Want wat heeft het opgeleverd?
Een landbouw met aanzienlijke negatieve gevolgen op het vlak van leefbaarheid en negatieve effecten op bodem, water en lucht. Via vergunningen heeft men een stevig recht om te mogen vervuilen. En velen kunnen de ratrace naar steeds meer en steeds groter en steeds intensiever niet bijhouden met alle sociale en psychologische gevolgen van dien. Kortom, de landbouw zit op een verkeerd spoor, is door te rationaliseren blind en doof geworden voor het irrationele. De ontmoeting met de natuur is ten koste gegaan van de natuur zelf. Het kwetsbare moest wijken voor economisch gewin. We gaan armoedig om met voedselproductie als rijke bron van betekenis.
Omslag
Het is tijd om nieuwe wegen in te slaan. Dat betekent dat we landbouw weer als een betekenisvolle ontmoeting met de natuur moeten gaan zien en de belevingswaarde van de landbouw centraal moeten stellen. Natuurlijk met als randvoorwaarde, dat boeren een fair inkomen verdienen. Het betekent het ontwerpen van nieuwe landbouwsystemen waarin voedselproductie en beheer van het platteland elkaar versterken in plaats van elkaar uitsluiten.
Die noodzakelijke verandering raakt niet enkel de boer. Burgers hebben decennialang geprofiteerd van goedkoop voedsel, maar nu is aan de orde dat ze medeverantwoordelijk worden voor duurzaam geproduceerd voedsel en een duurzaam beheer van het platteland. Dat vraagt nieuwe verdienmodellen. Bijvoorbeeld de prijs van voedsel afhankelijk maken van de draagkracht van burgers. Denk aan fiscale instrumenten. Dat vraagt ook dat burgers directer worden betrokken bij de productie van voedsel. Financieringsvormen met dividend in natura, lokale coöperaties. Regionalisering in plaats van gesleep met grondstoffen, producten en dieren over de wereld. Kringlopen sluiten op het laagste niveau en betekenisvolle verbindingen creëren tussen boer en burger. Het vraagt nieuwe vormen van burgerschap, geen vrijblijvendheid meer. Kiezen voor gezamenlijkheid als nieuwe sturingsvorm, in plaats van marktwerking die telkens weer door de overheid moet worden gecorrigeerd.
Het is een uitnodiging aan een sector die zichzelf heeft vastgeketend aan achterhaalde opvattingen en belangen. Er is inspiratie en lef nodig om de landbouwproblematiek aan te grijpen voor bestuurlijke vernieuwing. Er zijn gelukkig steeds meer boeren die aan die omslag willen meewerken. Nodig ze uit, samen met geïnspireerde burgers, om de recent vrijgevallen plaatsen aan de overlegtafels in te nemen. Met inspiratie bereik je nu eenmaal eerder vooruitgang dan met taai onderhandelen.
Thieu Wagemans is raadslid voor de lokale partij Ronduit Open in Leudal
*****************************************
Kritiek op het functioneren van de staat
Civis Mundi Digitaal #135
door Mathieu Wagemans www.ontganiseren.nl
Bespreking van Paul Frissen, De integrale staat, Kritiek van de samenhang, Boom, 2023.
Het boek kan worden opgevat als een kritische beschouwing van het systeemdenken, in het bijzonder met betrekking tot de relatie overheid-maatschappij. Die kritiek is erop gebaseerd dat we weliswaar verlangen naar ordening en aan orde de voorkeur geven boven chaos, maar Frissen etaleert de nadelen van onze ordeningen. De onderliggende krachten werken homogeniserend en gelijkschakelend. Die drang naar ordening is zo sterk, dat we onderdanigheid aan het systeem accepteren. Die onderdanigheid is weliswaar niet zozeer bedoeld, maar eerder het impliciete gevolg van onze zucht naar het alsmaar verder perfectioneren van onze ordeningen. Die hebben niet alleen ieder voor zich een eigen systematiek, maar de ordeningen zijn ook onderling verweven. Het opleidingssysteem, zo stelt Frissen als voorbeeld, werkt ook door in de arbeidsmarkt. Het bezit van diploma’s weegt zwaar en opent in veel gevallen de toegangsdeur naar functies en maatschappelijk hoog gewaardeerde functies.
Ordenen is politiek
Centraal in het boek staat de behoefte aan ordening. Overheidsbeleid veronderstelt ordening. Dat ordenen wordt opgevat als noodzakelijk om tot beleidsvorming te komen, maar ordenen is geen neutrale handeling. Het ordenen is zelf politiek. De werkelijkheid wordt geclassificeerd en juist die classificaties hebben doorslaggevende politieke werking. Om te begrijpen hoe macht in een samenleving functioneert, moeten we niet zozeer kijken naar de formele structuren, die dragers zijn van verantwoordelijkheden en bevoegdheden, maar juist naar de werking van ordeningen. Met uiteraard een verwijzing naar Foucault die deze mechanismen heeft geproblematiseerd. Die mechanismen krijgen in het boek veel aandacht. De voorbeelden zijn treffend. Zoals de Citotoets die ons helderheid moet brengen over aanleg en capaciteiten van leerlingen maar waarvan de impact veel verder gaat dan de meting op zichzelf.
Het boek verheldert de veelomvattende en diepe werking die ordeningen hebben. We worden als vrije mensen geboren, maar gaandeweg worden we geconfronteerd met systemen waar we ons maar moeilijk aan kunnen onttrekken. De werking van die systemen is voor een belangrijk deel impliciet. We beschouwen ze vaak als vanzelfsprekend. Ze hebben totalitaire kenmerken zonder dat we ons dat realiseren. Die invloed kunnen we beschrijven op niveau van ons alledaags handelen, maar Frissen vraagt ook aandacht voor de totalitaire effecten van onze sturingsmechanismen. Het uitgangspunt is homogeniteit: de wereld is een geheel van elementen die onderling logisch samenhangen. Bij afwijkingen zijn we geneigd die in te passen in en gelijk te schakelen met ons allesoverheersend wereldbeeld, dan wel als betekenisloos terzijde te schuiven.
Ons stelsel van regels is een fraai voorbeeld van een ver doorgevoerde homogeniteit. Regels dienen onderling consistent te zijn. Wat een rechter in Rotterdam besluit, dient ook werking te hebben in Sas van Gent en Delfzijl. We hebben waarden op een zodanige wijze geoperationaliseerd, dat de daarop gebaseerde praktijken niet meer overeenstemmen met de onderliggende waarden. Sterker nog, er kan sprake zijn van tegenstellingen. Zo is ons juridische systeem gebaseerd op rechtvaardigheid en gelijkheid, terwijl de praktijk tal van voorbeelden toont, waarin uitspraken van rechters niet worden beleefd als rechtvaardig. Regels gelden voor ieder in gelijke mate, maar steeds weer blijkt, dat inschakeling van de juiste juridische deskundigheid tot welgevalliger uitspraken leidt.
Deleuze
Ook is aansprekend, dat het lineaire doel-middel-denken onderwerp vormt van kritiek. Naar Deleuze verwijzend, doet een instrumentele benadering bij beleidstrajecten geen recht aan de wijze waarop de werkelijkheid is geplooid. Men gaat dan uit van een eenvoudig beeld van de werkelijkheid die echter meervoudig is. Wanneer we die pluriforme samenleving willen ordenen, tasten we in wezen de pluraliteit ervan aan. We zouden oog en oor moeten hebben voor verschillen, in plaats van die weg te harmoniseren. Dan gaan we , zo stelt Deleuze, nogal slordig om met de werkelijkheid en met de daarin aanwezige verschillen.
Het uitgangspunt van een complexe werkelijkheid wordt in het boek uitvoerig en meervoudig gedemonstreerd. Frissen stelt zich buitengewoon kritisch op tegenover de beleidsmodellen die thans dominant zijn. Zo hebben we onze opvattingen over totstandkoming van beleid in juridische kaders vastgezet. De eenduidigheid is zo wettelijk veranderd. We menen dat we door gedetailleerdheid helderheid kunnen bereiken en vergeten dat we daardoor de meervoudige en dynamisch werkelijkheid in statische en EENvoudige kaders persen. We kunnen een perfect systeem ontwerpen maar dat moet vervolgens zijn waarde bewijzen in een werkelijkheid die verre van perfect is. Dat leidt tot een voortdurende noodzaak het systeem aan te passen, zonder dat we de pretentie van volmaaktheid ter discussie stellen. Maar dergelijke reparaties werken niet en hebben niet zelden als effect dat het systeem nog complexer wordt. Het onderliggend beleidsperspectief kan erdoor nog verder verengen, wat vervolgens ten koste gaat van de ontvankelijkheid van een beleidssysteem voor de maatschappelijke werkelijkheid.
Beeld en werkelijkheid
Het boek werp ook vragen op. Zoals de vraag, wat het alternatief is voor ons instrumentele denken en handelen in politiek en beleid. Frissen verwijst naar constructies als de X-curve van transities zoals die door Drift is uitgewerkt of de kwadrantenbenadering die binnen de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur veel wordt gebruikt. Dergelijke benaderingen kunnen ook worden opgevat als constructies. Ze pogen een min of meer geordende kijk mogelijk te maken op processen die buitengewoon complex zijn. Het is niet moeilijk dergelijke constructies van kritische opmerkingen te voorzien, maar dat zou enigszins flauw zijn. Het onderliggend probleem is, dat we de werkelijkheid als zodanig niet kunnen kennen, zoals Kant stelt, en dat we in wezen geen ander alternatief hebben voor het benaderen en onderzoeken van de werkelijkheid dan constructies van de werkelijkheid te maken. Door te ordenen vormen we ons afbeeldingen van de werkelijkheid die we vervolgens voor werkelijk houden. Werkelijkheid en afbeelding vallen samen. Het is, bezien vanuit het constructivisme, de enige mogelijkheid om te proberen tot inzicht te komen en vervolgens vat op de werkelijkheid te krijgen.
Heb ik iets in het boek gemist?
Wellicht de benadering van Michel Serres, die stelt dat wat we buitensluiten door onze ordeningen weleens de kiemen zou kunnen bevatten voor echte vernieuwing. Hoe de chaos ons een boodschap heeft te vertellen. Of, nog een stap verder, hoe een wezenlijk kenmerk van onze systemen niet zozeer is wat onze systemen omvatten, maar juist wat ze buitensluiten. Niet de inhoud van een systeem is bepalend, maar juist de buitensluitende werking. Dat betekent dat we onze inspanningen minder moeten richten op verbetering van het bestaande perspectief, maar dat we juist aandacht moeten geven aan wat buiten het perspectief is gelegen.
Het boek heeft als meerwaarde, dat het onverbiddelijk demonstreert dat we zijn vastgelopen in onze ordeningen. Dat kan dan worden toegeschreven aan ons streven naar perfectie. Overheidsbeleid dient perfect te zijn. Dat betreft de inhoud ervan. Er is geen ruimte voor tegenstrijdigheid, zelfs niet van zeer ondergeschikte aard. Maar het geldt ook voor de wijze waarop beleid tot stand dient te komen. De beginselen van behoorlijk bestuur hebben een uitwerking gekregen, die niet alleen vertragend werkt, maar die, veel ernstiger, in zijn tegendeel kan verkeren. Hoe het streven naar gelijkheid oorzaak kan worden van nieuwe ongelijkheden.
De zucht naar perfectie
Het streven naar perfectie opgeven als een onbereikbaar doel, staat haaks op het betekeniskader van de moderniteit. Daaraan ligt immers de veronderstelling ten grondslag dat de werkelijkheid kenbaar en manipuleerbaar is. Dat leidt ertoe dat we de werkelijkheid telkens weer plooien naar onze ambities en zo illusies creëren en in stand houden. Het zijn processen van zelfbevestiging. Logisch ook, omdat erkenning dat we ons op de verkeerde weg bevinden en afscheid moeten nemen van maakbaarheid als metgezel, zowel pijnlijk als onvermijdelijk is.
Het komt erop neer dat we tot het inzicht moeten komen dat de onafhankelijkheid die we met de moderniteit bereikt dachten te hebben, bron is geworden van nieuwe afhankelijkheden. Wat we voor vooruitgang houden, zoals nieuwe technologie, noodzaakt ons tot aanpassingen. Nieuwe technologie stelt eisen. De wereld moet worden aangepast, opdat gebruik kan worden gemaakt van de voordelen van nieuwe technologie.
Daarmee kan het boek worden opgevat als een vurig en overtuigend pleidooi voor fundamentele verandering. Maar hoe vaak toont de ervaring niet dat goedbedoelde pogingen tot ingrijpende verandering vastlopen vanwege strijdigheid met bestaande regels en bevoegdheden van formele instituties? Om meervoudigheid en dynamiek toe te laten, lijken twee condities relevant. Allereerst pleit dat voor het uitgangspunt van subsidiariteit. Dat betekent de keten van verantwoordelijkheden en bevoegdheden sluiten op een zo laag mogelijk niveau. Dus niet langer een subsidie aan een gemeenschapshuis laten struikelen vanwege Brusselse regelgeving. Dat biedt mogelijkheden om overheidsbeleid weer betekenisvol te maken voor burgers. Op de tweede plaats is een pleidooi op zijn plaats voor experimenteerruimte, vooral ook in juridische zin. De omslagen waar we voor staan, vragen ruimte voor het ontwerpen van nieuwe systemen en ruimte om die op hun praktijkwaarde te verkennen via experimenten.
Inhoudelijk is aan de orde dat we tot nieuwe arrangementen komen voor het dragen van verantwoordelijkheid. Doorbreken dus van de vrijblijvendheid die ons burgerschap thans kenmerkt. Nieuwe vormen dus voor het inhoud geven aan collectieve verantwoordelijkheid die betekenisvol zijn voor burgers en die de anonimiteit verdringen die thans dominant is. En vooral dus de gedwongen en geconstrueerde homogeniteit doorbreken en variatie gaan waarderen als een voorwaarde voor continuïteit. Die gedachte is ook in eerdere publicaties van Frissen terug te vinden, zoals in De staat van verschil uit 2007.
Het onvolmaakte
Die transformatie is niet eenvoudig, zoals tal van ervaringen tonen. Het vraagt een doorbreking van het instrumentele denken en handelen. En acceptatie dat de ideale samenleving niet bereikbaar is. Het helpt niet om doelen nog perfecter en genuanceerder te duiden. Om kunnen gaan met het onvolmaakte is nodig maar niet eenvoudig. Het vraagt erkenning dat de worsteling voor verandering existentieel is. Om kunnen gaan met het onvolmaakte en tegelijkertijd er geen genoegen mee nemen, vraagt een diepe motivatie. En het perspectief dat de worsteling tussen droom en daad zelf het leven is. Dat het niet halen van targets ons vooral nieuwsgierig maakt in plaats van een dergelijke ervaring betekenis te geven in termen van falen en fouten. De vraag stellen dus waarom plannen die we rationeel hebben bedacht, niet het gewenste resultaat opleveren. Aandacht geven aan het buitengeslotene. De eigen rationaliteit van de chaos onderzoeken, die ons veel kan leren over onze eigen denk- en daarop gebaseerde handelingspatronen.
In een dergelijk perspectief past niet het gelaten aanvaarden van complexiteit maar op zoek te gaan naar de bronnen van complexiteit en chaos. Dan is niet langer de vraag doorslaggevend of we de gestelde doelen hebben bereikt, maar of we de juiste inspanningen hebben ondernomen. Hebben we slechts meebewogen met de stroom, of hebben we de aandacht gericht op de stroom zelf? Zijn we onderdanig geweest of zijn we ons bewust geworden van de eigen positie en hebben we ernaar gehandeld? Het gaat in het leven niet om wat we hebben bereikt, maar om wat we eraan hebben gedaan. Zo beschouwd is De integrale staat een verdienstelijke poging tot ontrafeling van de complexiteit waar we zelf de constructeurs van zijn geweest en nog steeds zijn.
*******************************
Een pleidooi voor transparantie in gemeenteland
Thieu Wagemans
Gepubliceerd in De Limburger van 12 mei 2023
Met ingang van 1 april jl. is de Gemeentewet op een aantal punten gewijzigd. Dat komt vaker voor, maar deze keer is sprake van een maatregel die haaks staat op het streven naar openheid waar de overheid zich zo graag op beroept. Het betreft de regels met betrekking tot het opleggen van geheimhouding aan raadsleden.
Tot voor kort kon de Burgemeester of het College geheimhouding opleggen aan raadsleden over documenten. Dat is niet langer nodig. Voor opleggen van geheimhouding kunnen argumenten zijn, bijvoorbeeld wanneer een gemeente in een onderhandelingsproces zit met een projectontwikkelaar en wil toetsen of een uit te brengen eindbod op instemming van de gemeenteraad kan rekenen. Dan is het niet verstandig om een dergelijk eindbod al publiek te maken. Echter, tot voor kort moest een besluit om geheimhouding op te leggen worden bekrachtigd door de gemeenteraad. Dat was en is belangrijk. Immers, een College van Burgemeester en Wethouders zou anders al te makkelijk geheimhouding kunnen opleggen wanneer men liever niet had dat bepaalde informatie naar buiten zou komen. De praktijk toont dat men zich bij het opleggen van geheimhouding graag verschuilt achter dooddoeners, zoals de zorg voor privacy of het risico dat geheime bedrijfsinformatie bekend wordt door openbaarmaking.
Opgelegde geheimhouding is van grote invloed op het functioneren van raadsleden. Je krijgt dan weliswaar desgevraagd inzage in documenten, maar je kunt er geen politieke actie aan verbinden. Dat is met name van belang wanneer er sprake is van praktijken, waarbij politiek relevante zaken aan de orde zijn. Het kan gaan om bepalingen in overeenkomsten die het College afsluit of over de rol die een College speelt rond onteigeningszaken. Onteigening kan enkel als doel hebben via de bevoegdheden van een gemeente een projectontwikkelaar of ontgrinder gemakkelijker aan een stuk grond te helpen. Dat is natuurlijk niet de bedoeling.
Raadsleden hebben als wettelijk vastgelegde functies, naast het vatstellen van beleid, ook het controleren van het College en het fungeren als volksvertegenwoordiger. De beide laatste functies kunnen gemakkelijk in het gedrang komen, nu het College zelfstandig kan besluiten geheimhouding op te leggen. Je hebt dan wel als raadslid informatie maar je kunt over je handelen als raadslid geen verantwoording meer afleggen naar burgers toe.
Je zou dan een juridische procedure kunnen beginnen om opgelegde geheimhouding door een rechter te laten toetsen, maar dat biedt weinig kansen. We hebben immers het systeem van gescheiden machten. Dat houdt in dat politici en bestuurders zich niet met rechtspraak mogen bezighouden en dat, omgekeerd, rechters besluiten slechts mogen toetsen aan geldende regels zoals die in wetten en verordeningen zijn vastgelegd. Consequentie is dat het systeem van de overheid niet meer zelfcorrigerend is. De macht van raadsleden wordt ingeperkt en rechters dienen de wet te respecteren.
Tegelijkertijd wordt in verkiezingstijd door vrijwel alle partijen het belang van openheid bepleit. Dat is ook hard nodig. In het bijzonder in onze Provincie toont de praktijk aan, dat openheid een onmisbaar element is. Te vaak zijn besluiten en processen aan de openbaarheid onttrokken met als doel ruimte te krijgen voor praktijken die het daglicht niet konden verdragen. Dan ontstaat gemakkelijk een cultuur van schimmigheid waarin men elkaar niet meer kritisch bevraagt. Met de nieuwe regels kan een College zich met groot gemak onttrekken aan openbaarmaking.
Er zullen ongetwijfeld genuanceerde en juridische overwegingen ten grondslag liggen aan de wetswijziging, maar kennelijk is men voorbijgegaan aan een van de meest indringende problemen waar het openbaar bestuur mee te maken heeft. Ik doel dan op de vervreemding tussen overheid en burgers. Bij gemeenteraadsverkiezingen neemt bijna de helft van de inwoners niet eens meer de moeite te gaan stemmen. Men voelt zich niet langer vertegenw oordigd door raadsleden die, eenmaal gekozen, moeten functioneren in een juridisch nauwsluitend keurslijf en bovendien in een cultuur waarin een College doorgaans kan rekenen op meegaandheid van deelnemende coalitiepartijen.
Thieu Wagemans is Raadslid voor Ronduit Open in Leudal
***************************************
Naar een nieuw Wereldbeeld
Deel 7: Wereldbeeld en Landbouw, Beleidsvernieuwing
Civis Mundi Digitaal #132
door Mathieu Wagemans www.ontganiseren.nl
Inleiding
We stelden in Deel 6 dat de opgave voor een nieuw landbouwsysteem moet berusten op verbinding. Dat staat haaks op het splitsende denken dat aan de bestaande problematiek ten grondslag ligt. In dit Deel 7 willen we de stap naar vernieuwing zetten. Die stap kan niet beperkt blijven tot wijziging van bestaande regels, royalere financiële ondersteuning door de overheid en/of een wat langere periode voor het noodzakelijke veranderingsproces. Nodig is dat we aandacht geven aan de onderliggende principes die aan het bestaande landbouwsysteem ten grondslag liggen. En de vervolgvraag, wat de basis moet zijn voor een nieuw landbouwsysteem, wat de kenmerken daarvan zijn en wat we ons moeten voorstellen bij de praktische uitwerking ervan.
We sluiten daarbij aan bij het op het constructivisme gebaseerde wereldbeeld in de delen 1 en 2. Dat is een wereldbeeld waarin een onoverzienbaar aantal elementen door elkaar bewegen. Er is sprake van processen van binding en ontbinding tussen elementen. Kenmerk is een voortdurende dynamiek. Aan de mens de uitdaging en opgave om orde te brengen in die chaos. We stelden dat onze drang naar ordening van die chaos onbedwingbaar is. We geven betekenis aan die wereld. We vormen er ons ordelijke afbeeldingen van, die we vervolgens met de werkelijkheid gelijkstellen. We persen de meervoudige en dynamische werkelijkheid in onze enkelvoudige, eenvoudige en statische denkpatronen.
Wat moeten we ons voorstellen bij de elementen van de huidige landbouwproblematiek? Denk aan elementen zoals: kostprijs, gezondheid, concurrentie, stikstof, coöperaties, mestoverschotten, zorglandbouw, lobbyactiviteiten, beleving, handhaving, banken, natuurdoeltypes, manipulatie, productiviteit, accountants, verlangens, onzekerheid, onderzoek, regels, bestrijdingsmiddelen, politieke partijen, dierenwelzijn, vanzelfsprekendheden, supermarkten, protesten, rechters, duurzaamheid, concurrentie, ethiek, Kamerleden, continuïteit, dierziekten, bedrijfsopvolging, schaalvergroting, onzekerheid, computers, vertrouwen, bedrijfsstijlen en vele andere elementen. Een dergelijk beeld oogt chaotisch en roept als vanzelf de behoefte aan ordening op. We brengen verbanden aan, die ons helpen de chaos te ordenen.
De afbeeldingen die we vormen op basis van betekenisgeving, zijn in wezen uitdrukkingen van ons denken, van wat voor ons betekenisvol is. Anders gezegd, de werkelijkheid is in wezen een subjectieve afbeelding, die we vervolgens hebben geïnstitutionaliseerd. We betekenen de afbeelding als de werkelijkheid zelf. Het onderscheid valt weg. Gevolg is dat wat we voor feitelijk houden, in wezen ook als een constructie moet worden opgevat. En dat de helderheid die we nastreven ook slechts een constructie is.
We betekenen uitgangspunten en vanzelfsprekendheden als waarheid. Verandering houdt dan in, dat we de uitdaging aangaan ons bestaande perspectief kritisch te onderzoeken op de buitensluitende werking. Ordening vraagt een prijs. Wat niet in de ordening past, blijft betekenisloos. Zo construeren we door ons verlangen naar ordening zelf, weliswaar onbedoeld en onbewust, chaos.
Diezelfde benadering biedt een ander perspectief op complexiteit. We moeten complexiteit bijgevolg benaderen vanuit onze wens tot ordening. Door te ordenen modelleren we de werkelijkheid zodanig dat deze een consistent geheel vormt. Daardoor sluiten we werkelijkheid buiten. Complexiteit is dus geen kenmerk van de werkelijkheid, maar complexiteit is kenmerk en gevolg van ons eigen denken en van onze processen van betekenisgeving. Om een complex systeem te onderzoeken moeten we, logisch redenerend, dus eigenlijk onszelf onderzoeken. Wat zijn de krachten die ons tot ordening en dus tot uitsluiting dwingen? Daarmee zijn we zelf onderdeel van het probleem.
De vervolgstap is dat we op zoek gaan naar nieuwe perspectieven met behulp waarvan we de werkelijkheid anders betekenen. Dat is een proces van ontworsteling. Immers, alle krachten zijn gericht op instandhouding van het bestaande perspectief c.q. betekeniskader omdat we dit stevig institutionele hebben verankerd.
We gaan achtereenvolgens in op de drie dimensies van duurzaamheid, de buitensluitende werking ervan, de omslagen die nodig zijn en we sluiten af met de vraag langs welke weg dergelijke veranderingen kunnen worden gerealiseerd.
De drie dimensies van duurzaamheid
Aan duurzaamheid als begrip worden doorgaans drie dimensies onderscheiden, te weten: de economische, de ecologische en de sociaal-culturele. Binnen het huidige landbouwsysteem is de economische dimensie dominant te opzichte van de ecologische en de sociaal-culturele. Landbouw wordt beschouwd als een economische activiteit. Kenmerk van het economisch systeem is, dat groei wordt voorondersteld. Om de continuïteit te waarborgen, moet een bedrijf zich ontwikkelen. Schaalvergroting is een voorwaarde voor continuïteit. De vergelijking dringt zich op met een kankergezwel. Dat neemt in omvang alsmaar toe, terwijl er geen sprake is van tegenkrachten.
De verandering die aan de orde is, houdt in dat we de afhankelijkheden omdraaien. Dat betekent dat het ecologische en sociaal-culturele dat thans onder druk staat, als dominant wordt gezien. Dat wil niet zeggen dat economie er niet meer toe doet, maar dat de uitdaging is dat we een economisch systeem, c.q. een verdienmodel ontwerpen waarin het ecologische en het sociaal-culturele centraal staan en in staat stelt tot continuïteit. Dat betekent een fundamentele omkering. Wat thans onder economische druk kwetsbaar is en wordt buitengesloten, komt centraal te staan.
Contexten
Die verandering bereiken we niet door een benadering, waarin de drie dimensies afzonderlijk worden aangepast. Die is slechts mogelijk door tot nieuwe verbindingen te komen tussen de drie dimensies van duurzaamheid. Zie Serres en zijn pleidooi voor verbinding. We hebben onze systemen verzelfstandigd. Ze staan op zichzelf en zijn niet ingesteld op verbinding. Nodig is dat we de ruimte “entre” onderzoeken, de ruimte die zich tussen de drie dimensies bevindt. Dat vraagt dat we de bestaande betekeniskaders van de drie dimensies overstijgen en tot nieuw begrippen en definities komen.
De noodzakelijke verandering moet dus meer zijn dan een herschikking van drie onderling verschillende betekeniskaders. Aan de orde is de constructie van een verbindend betekeniskader waarin de drie afzonderlijke dimensies van duurzaamheid opgaan. Integratie dus en overbrugging van de tegenstellingen die kenmerkend zijn voor het bestaande systeem. Dat vraagt nieuwe concepten die de voorgestane verbinding c.q. integratie mogelijk maken. Dat gaat verder dan rationeel redeneren.
Het betekent bijvoorbeeld dat we doordringen tot en betekenis geven aan wat als essentie van het ecologische en het sociale moet worden beschouwd. Wat hebben we buitengesloten door het economische centraal te stellen en er dominante betekenis aan toe te kennen? Het houdt in dat we de tussenruimte moeten betreden tussen de drie dimensies van duurzaamheid. (Wagemans, 2022 B)
Wat sluiten we buiten in het landbouwbeleid
Hoe we het ook wenden of keren, de bestaande landbouwpraktijken worden gedomineerd door een rationeel betekeniskader. De onderliggende krachten dwingen bovendien tot een alsmaar verdere rationalisering. Gevolg is dat we alles wat irrationeel is, buitensluiten. Dat irrationele omvat alles wat kwetsbaar is onder economische druk. Wanneer we een systeem beschrijven, zijn we geneigd onze aandacht te richten op wat een systeem omvat. Eerder stelden we dat juist het buitengeslotene, het betekenisloze, kan worden opgevat als de identiteit, als het eigene van een systeem. (Wagemans, 2022 A) Dat buitengeslotene heeft een eigen identiteit. Dat lijkt op het eerste gezicht wellicht paradoxaal. Het betekenisloze krijgt betekenis. De identiteit van een rationeel systeem wordt dan gekenmerkt door het irrationele.
Dat roept vervolgens de vraag op wat we ons moeten voorstellen bij een nieuw betekeniskader voor de landbouw. Laten we daartoe de dimensies eens doorlopen, die het moeten afleggen tegen de dominantie van een economisch georiënteerd betekeniskader.
Ecologisch
Binnen een economisch denkkader beschouwen we de werkelijkheid als kenbaar en manipuleerbaar. We gaan ervan uit dat we de werkelijkheid kunnen beïnvloeden en wel zodanig, dat we maximaal economisch nut bereiken. Ecologisch daarentegen houdt in dat we de mens niet langer plaatsen in een externe positie ten opzichte van de werkelijkheid, maar de mens maakt er zelf onderdeel van uit. Dat houdt een doorbreking in van de bestaande situatie. We worden afhankelijk en hebben ons te verhouden tot andere componenten van de werkelijkheid. We kunnen er ons niet van losmaken en de mens in een uitzonderingspositie plaatsen.
Dat brengt kwetsbaarheid met zich mee. We kunnen de werkelijkheid niet onbeperkt naar onze hand zetten. Dat vraagt een houding van respect, van ruimte bieden voor de werkelijkheid als geheel. Dat staat haaks op de huidige situatie waarin we vanuit een economisch perspectief natuur en landschap eerder beschouwen als hinderend bij verdere rationalisatie van de landbouw. Dat staat een houding van respect juist in de weg. In plaats daarvan is nodig dat we de overstap maken van een cultuur van beheersing naar een cultuur van beheren. Door de dominantie van het economische zijn we het respect kwijtgeraakt voor alles wat onze zucht naar steeds verdere rationaliteit in de weg staat.
De noodzakelijke omslag houdt ook in dat we een andere betekenis toekennen aan technologie. Het gaat dan niet langer om afhankelijkheid van technologische ingrepen, die ons helpen de productiviteit alsmaar te vergroten, maar we moeten onszelf gaan verhouden tot wat economisch kwetsbaar is. Dat betekent een ander mensbeeld. De mens moet zichzelf anders betekenen om de omslag te kunnen maken. Het is een herwaardering van wat kwetsbaar is onder economische druk. Daartoe moeten we ons bewust worden van het wezen van wat we buitensluiten wanneer we de werkelijkheid strikt economisch te betekenen, zoals natuur en landschap. We moeten gaan inzien dat wij het zelf zijn, die oorzaak zijn van de bestaande spanningen. Niet de natuur moet veranderen maar wijzelf.
Daartoe is nodig dat we in beeld brengen wat we hebben buitengesloten en, nog belangrijker, dat we zicht krijgen op de onderliggende krachten van buitensluiting. Wat zijn we kwijtgeraakt in de zucht naar steeds meer en steeds groter? Welke prijs hebben we betaald voor de vooruitgang in economische zin. We hebben negatieve effecten buitengesloten, althans in economische zin. Verdroging, verzadiging van de bodem met stikstof en fosfaat, uitspoeling enz. zijn maatschappelijke kosten die in een context van vraag en aanbod niet worden doorberekend.
Ook in een ander opzicht werd geen recht gedaan aan de eigen betekenis van natuur. Die werd in het beleid positivistisch benaderd. Beleidsmatig werden natuurdoeltypen onderscheiden en gedefinieerd. Ook werden kritische factoren benoemd voor de afzonderlijke natuurdoeltypen. Het getuigde van een beheersingsdenken. We kunnen de natuur naar onze hand zetten. Natuur is manipuleerbaar. En juist dat gezichtspunt leidt ertoe, dat we niet het wezen van natuur onderkennen en respecteren, maar natuur beschouwen als maakbaar. Het moderniteitsdenken blijft dominant.
Beheren en beheersen
De bestaande landbouwpraktijken kunnen worden opgevat als indringende voorbeelden, die demonstreren wat de gevolgen zijn van een ver doorgevoerde rationaliteit. In de landbouw is dat herkenbaar. Bij de protesten in 2022 was een veelgehoorde uitspraak dat duurzaamheid weliswaar aandacht moest krijgen, maar de noodzakelijke veranderingen moesten wel economisch haalbaar en betaalbaar zijn.
Kijken we naar de historie, dan zijn er uiteenlopende verklaringen. Natuurlijk kunnen we dan wijzen naar de Verlichting, waarin de werkelijkheid niet langer als gegeven werd beschouwd, maar die de mens juist grote mogelijkheden bood tot beïnvloeding ervan. De afhankelijkheden van wereldlijke en kerkelijke machten waren niet langer vanzelfsprekend, maar de mens kon vanuit een externe positie de werkelijkheid steeds meer naar zijn hand zetten. Dat was een ingrijpende verandering.
Door historici is daarbij vaak gewezen op de betekenis van het christelijk geloof binnen de Europese cultuur, hoewel daar nogal uiteenlopende conclusies aan werden verbonden. Zo stelt Lynn White dat het Oude Testament reeds de kiemen bevatte voor niet-duurzaam omgaan met de aarde. Gewezen wordt op het Boek Genesis in het Oude Testament waarin de mens wordt opgeroepen de wereld aan zich ondergeschikt te maken. De mens als heerser over al het andere, niet als beheerder. Wetenschap en technologie worden door White gezien als oorzaken van vervreemding en aantasting van onze natuurlijke omgeving. Natuur wordt gezien in een context van afhankelijkheid van en nuttigheid voor de mens. Er is geen sprake van een eigen waarde van de natuur.
Daar staan tal van andere beelden tegenover, eveneens op basis van het Oude Testament, die juist uitdrukking geven aan de noodzaak verantwoordelijk om te gaan met de schepping. Bijvoorbeeld de passage bij Ezechiël. Die wijst op de praktijk dat we de wol gebruiken van de schapen, ons voeden met de melk en het vlees van de schapen, maar ons tegelijkertijd niet bekommeren om de zieke dieren. Of in het Nieuwe Testamentwaarin op tal van plaatsen wordt opgeroepen niet het economische centraal te stellen, maar juist op te komen voor het kwetsbare.
De Duitse theoloog Liedke (1979) bepleit dat we ecologische waarden centraal stellen en ons ontworstelen aan de wetten van de economie en het eigenbelang. We moeten niet, zoals Jonas, onze verantwoordelijkheid uit de weg gaan, wanneer een beroep op ons wordt gedaan. Liedke schetst een beeld van God, waarin sprake is van een bondgenootschap. We zijn geroepen tot verantwoordelijkheid en kunnen daarbij op Hem rekenen, hoe groot de inspanning ook is en hoe kwetsbaar we ook zijn. Het is een tussenpositie tussen enerzijds de traditionele houding van onderworpenheid en anderzijds de opvatting, dat God door het Verlichtingsdenken overbodig zou zijn geworden.
De moderne mens heeft de goden minder nodig, naarmate hij beter in staat is om zelf de werkelijkheid naar zijn hand te zetten. We hebben ons vrijgemaakt van wetten van goden en we weigeren vanaf dat moment nieuwe afhankelijkheden te accepteren. En juist door dat streven zijn we wederom afhankelijk geworden. Dat is een afhankelijkheid die we zelf hebben geconstrueerd, weliswaar niet als doel maar eerder als uitkomst van economisch gegrondveste processen van technologisering en schaalvergroting, waarvan we ons de werking en doorwerking niet of onvoldoende hebben gerealiseerd. We zijn afhankelijk geworden van onze eigen strevingen. We hebben onszelf ondergeschikt gemaakt aan onze verlangens. Die hebben een dwingend karakter. De wens tot kennen en vooral de wens tot beheersing heeft ons in zijn greep. We zijn er onderdanig aan in deze tijd van overconsumptie. We consumeren meer dan de aarde aan kan. Matigheid is ons vreemd. Sterker nog, gebrek aan matigheid is kenmerkend. Het is een cultuur waarin steeds sneller en steeds meer vanzelfsprekend is geworden.
Ethisch
Tegelijkertijd is de landbouw historisch gezien ethisch betekend. Logisch ook omdat voedselproductie in oude culturen de belangrijkste sector vormde. Voldoende voedsel was een levensvoorwaarde. Van der Wal (1996) noemt het verlies aan ethisch besef. Van Dijk schrijft over “een huiveringwekkende cultuur van oneerbiedigheid“. Wat economisch geen of weinig betekenis heeft, dreigt terzijde te worden geschoven. Door het economische centraal te stellen, ontnemen we het bestaansrecht aan wat kwetsbaar is onder economische druk. Het economisch denken legitimeert de aantasting van wat economisch geen of weinig betekenis heeft.
Een heel andere benadering is dat we de wereld beschouwen als een geschenk, als een gift. Zie Genesis 2:15. Kenmerk van een gift is dat die wordt gegeven om niet. Maar kenmerk van een gift is ook dat die tegelijkertijd verplichtingen schept. Een gift kan worden opgevat als uiting en bevestiging van een relatie. Voor de gever is de gift onvoorwaardelijk, maar dat geldt niet voor de ontvanger. Die hoort respectvol om te gaan met de gift. Verwaarlozing van de gift kan worden opgevat als ontkenning van de relatie. (Wagemans, 2008)
Zie het onderscheid tussen beheren en beheersen. Beheren als vertrekpunt houdt verplichtingen in. Beheren vraagt een andere positie van de mens dan beheersen. Bij beheersing plaatsen we onszelf in een externe positie ten opzichte van de werkelijkheid. We beschikken over het vermogen de werkelijkheid te plooien naar onze verlangens. We maken de werkelijkheid onderdanig. Dat ligt heel anders, wanneer we ons verantwoordelijk voelen voor een duurzaam beheer van de werkelijkheid.
Beheren vraagt een houding van respect. Beheren doet een beroep op de eigen verantwoordelijkheid. Ten diepste is daarbij het mensbeeld aan de orde dat de mens is geroepen tot een zorgvuldig beheer. Dat vraagt een zelfstandige positie en geen onderworpenheid aan regelsystemen die persoonlijke verantwoordelijkheid overnemen en verantwoordelijkheid anoniem maken. Dan regeren de regels. Het thans geldende landbouwbeleid is daar een pijnlijke illustratie van. Tot op detailniveau wordt de bedrijfsvoering geregisseerd door regels van de overheid.
Sociaal
Ook in sociaal opzicht is er sprake van ingrijpende veranderingen als gevolg van de modernisering. Bedrijven waren oorspronkelijk kleinschalig en vaak gevestigd in dorpskernen. Er was sprake van een sterke verweving van de landbouw met en in de plattelandssamenleving. Dat veranderde als gevolg van schaalvergroting. Bedrijven werden als onderdeel van ruilverkavelingen verplaatst naar het buitengebied. Dat had als gevolg dat burgers vervreemdden van hun voedsel.
De landbouw ontwikkelde zich als een eigen sector met als gevolg dat maatschappelijke banden zwakker werden. Bedrijven werden uit de woonkernen verplaatst. Er trad vervreemding op. Daarmee werd de maatschappelijke context buitengesloten. Gaandeweg werd de landbouw een verzelfstandigde sector met weinig bemoeienis van buiten.
De noodzakelijke omslag houdt in dat de landbouw zich weer gaat verhouden tot de maatschappij. Niet alleen de landbouwpraktijken worden steeds sterker onderwerp van maatschappelijk debat, maar dat geldt nog sterker voor de beheerfunctie van de landbouw met betrekking tot de “common goods” zoals natuur, landschap en omgevingskwaliteiten.
De verantwoordelijkheid voor voedsel was in primitieve beschavingen vanzelfsprekend. Het was vaak de primaire en meest tijdrovende bezigheid binnen een gemeenschap. Er was sprake van gemeenschappelijkheid omdat het kunnen beschikken over voldoende voedsel op lokaal niveau doorslaggevend was voor het voortbestaan. Daar is thans weinig van over. Niet alleen vormt de landbouw nog slechts een gering deel van de totale economische bedrijvigheid in hoogontwikkelde landen, maar ook staan producent en consument vaak tegenover elkaar vanwege tegengestelde belangen. De positie van de producent in de voedselketen is in het algemeen zwak en burgers blijken steeds uitgesprokener opvattingen te hebben over de waarden van natuur en landschap en omgevingskwaliteit en hebben tegelijkertijd als consument belang bij zo goedkoop mogelijk voedsel.
Dat roept de vraag op, of we erop kunnen vertrouwen dat de gewenste omslag via marktwerking zal worden bereikt.
Aan de orde is dat er een andere verplichtende toedeling van verantwoordelijkheden komt met betrekking tot voedselproductie en beheer van het landelijk gebied. Het marktmechanisme biedt volop ruimte voor vrijblijvendheid en onverschilligheid. Vergelijk de “onzichtbare hand” van Adam Smith. Kenmerkend voor marktwerking is immers de anonimiteit. Vrijblijvendheid vloeit voort uit onvoldoende doorleefd zijn van de noodzaak van verandering. We hebben ons deze niet eigen gemaakt. We pleiten voor duurzaam geproduceerd voedsel maar handelen er niet naar. We moeten ons bewust worden van onze eigen positie: hoe we handelen in strijd met wat we zeggen na te streven.
Nodig is ook dat er gezamenlijkheid ontstaat. Die ontbreekt nu. De gewenste gezamenlijkheid heeft diverse aspecten. Het gaat om verbinding tussen producent en consument maar ook tussen de beide functies van de landbouw, productie en beheer. Maar ook aan de orde is om de potenties van de landbouw in een breder maatschappelijk perspectief te plaatsen. Wat kan landbouw als een ontmoeting met de natuur betekenen in de omslag naar een op natuurlijkheid gebaseerde samenleving?
Oplossingsrichtingen
We kunnen op basis van het bovenstaande enkele omslagen benoemen, die kunnen bijdragen aan de gewenste c.q. noodzakelijke veranderingen.
1. Het buitengeslotene verkennen
Allereerst is de vraag aan de orde, wat we zijn kwijtgeraakt in de zucht naar rationalisatie, naar steeds meer, steeds sneller, steeds groter. In de huidige problematiek staat de spanning tussen het economische en het ecologische centraal. Het probleem is dat we beide dimensies splitsend hebben benaderd. Dat heeft als gevolg dat we de verschillen en daarmee de problemen georganiseerd in stand houden. Gevolg daarvan is dat een economisch perspectief het ecologische buitensluit en omgekeerd sluit een ecologische benadering het economische buiten, althans binnen het geldende economisch systeem dat slechts een beperkte waardenbasis heeft.
Die tegenstelling vormt de kern van de huidige problematiek en heeft buitensluitende werking. Door splitsend denken houden we die tegenstelling in stand. We beschouwen het economische en het ecologische als onverenigbaar, als onderling strijdig. Aan integratie komen we dan niet toe. We beschouwen de verschillen als gegeven. De dominantie van het economisch perspectief leidt ertoe, dat pogingen tot integratie in wezen slechts correcties zijn op het economisch perspectief. We geven een ondernemer een vergoeding wanneer hij rekening houdt met ecologische waarden. Het economisch denken blijft dan dominant. We corrigeren een systeem dat inherent niet-duurzaam is. Met integratie heeft dat weinig van doen. Omdat het systeem uit zijn evenwicht is, moet er voortdurend worden gecorrigeerd.
Bij het zoeken en benoemen van het buitengeslotene kan de deconstructie-benadering helpen die door Derrida wordt bepleit. (Derrida, 2013) Deconstructie houdt in dat we teksten niet als gegeven beschouwen, maar op zoek gaan naar de aannames en veronderstellingen die aan de tekst en de daarin gebruikte begrippen ten grondslag liggen. Wat hebben we buitengesloten in het proces van modernisering, waarin vooral rationaliteit leidend was? Het buitengeslotene, zo stelden we in vorige delen van deze serie, kan worden opgevat als het basiskenmerk van een op moderniteit gebaseerd betekeniskader, als bepalend voor de identiteit van het thans dominante perspectief. Een dergelijke historisch georiënteerde deconstructie kan ons doen realiseren dat we thans landbouw benaderen vanuit een inperkend perspectief.
Anders gezegd, we gaan in termen van betekenisgeving armoedig om met de potenties die de landbouw kan hebben in een (post)moderne samenleving. Die betekenis reikt veel verder dan rationele voedselproductie. De veranderingen die daaruit voortvloeien zullen in maatschappelijk opzicht ook breder en dieper zijn. Ze kunnen voorbeeldig zijn voor het onderkennen van de verenging in processen van betekenisverlening. Hoe het dominante streven naar alsmaar verdergaande rationaliteit ons steeds verder zal verarmen op het vlak van betekenisgeving. Hoe we onszelf zijn kwijtgeraakt. Het besef is aan de orde, dat productie op steeds grotere schaal op termijn geen oplossing meer zal bieden.
Historisch gezien vormde de landbouw de primaire sector in economisch opzicht. Vanaf de negentiende eeuw kwam daar de industrie bij als tweede sector en in de vorige eeuw de dienstensector als derde sector. Economisch werd de landbouw voorbijgestreefd, ook met betrekking tot de werkgelegenheid. Aan de orde is thans de constructie van een nieuw betekeniskader voor de landbouw, waarin uitgangspunt vormt welke betekenis landbouw als ontmoeting met de natuur kan hebben. Een dergelijk betekeniskader vraagt integratie van de drie dimensies van duurzaamheid. Daar zijn nieuwe begrippen voor nodig, die de bestaande dimensies overstijgen. Het vraagt creativiteit en doet een beroep op ons voorstellingsvermogen.
2. Natuurlijkheid als basisprincipe voor een betekenisvolle landbouw
Het is een omslag van een door rationaliteit beheerste landbouw naar een betekenisvolle landbouw. Beleving komt centraal te staan. Landbouw als ontmoeting met de natuur biedt ongekende mogelijkheden op het vlak van beleving en betekenisgeving. Die mogelijkheden zijn de afgelopen decennia onderkend. Zie de groeiende betekenis van zorglandbouw of initiatieven op het vlak van recreatie en onderwijs op landbouwbedrijven.
Maar ook met betrekking tot voedselproductie zelf valt er op het vlak van betekenisgeving veel te winnen. De ontwikkeling naar schaalvergroting en specialisatie heeft met betrekking tot beleving en zingeving tot verarming geleid. Herstel ervan wordt bevorderd door de band tussen boer en burger te versterken. Burgers gaan zich bewust worden van de natuurlijkheid, van de loop der seizoenen en, nog belangrijker, van hun afhankelijkheid van de natuurlijke omgeving. Kinderen leren de natuur kennen door de productie van voedsel op bedrijven van nabij te volgen.
De derde weg
Voor de overheid zijn de gevolgen minstens zo ingrijpend. De praktijk toont, zoals aangegeven in deel 6, dat ons beleid is vastgelopen in alsmaar verdere detaillering. Het zijn juridische overwegingen, definities en argumenten die beleidsbepalend zijn. Tegelijkertijd kunnen we de ontwikkelingen niet aan de markt overlaten. Daaruit volgt een keuze voor een vorm van sturing die is geduid als “de derde weg”. (Giddens, 1998) Die derde sturingsweg komt dan in de plaats van het liberale marktdenken en van overheidsregulering . Het betekent een nieuwe toedeling van verantwoordelijkheden. Dat is meer dan een wijziging op onderdelen van de beide bestaande sturingsvormen. Het is een fundamenteel andere weg. Die heeft ingrijpende consequenties. Het is een keuze voor verantwoordelijk burgerschap. Niet langer de markt of de overheid als schuldige aanwijzen, maar burgers worden zelf aangesproken op verantwoordelijk handelen.
Met betrekking tot de landbouw houdt dat in, dat burgers verantwoordelijk worden voor voedselproductie en dat die verantwoordelijkheid ook daadwerkelijk inhoud krijgt. Voor de ondernemer betekent dit, dat de zelfstandigheid in bedrijfsvoering onderwerp van discussie wordt. Er zijn intussen diverse ideeën op dit vlak die deels ook reeds in praktijk zijn gebracht. Denk bijvoorbeeld aan het concept van van buurderijen dat door InnovatieNetwerk is uitgewerkt. (Wagemans, 2004)
Natuurlijkheid als beginsel vraagt verder door nieuwe organisatie- en ordeningsprincipes. Het gaat dan om zelfcorrigerende systemen en om nieuwe mechanismen van verrekening. Denk bijvoorbeeld aan planologisch beleid waarin profijtelijke wijzigingen van bestemmingen particulier worden opgepakt, terwijl de rekening van nadelige bestemmingswijzigingen bij de overheid terechtkomt. Een voorbeeld van vernieuwing is het concept van omgekeerde planschade. Burgers betalen voor de garantie van de overheid dat ze een vrij uitzicht houden gedurende een vast te stellen periode. Bij de bestaande planschade is aan de orde dat een nadelige bestemmingswijziging recht geeft op schade. Maar bij omgekeerde planschade betaalt de burger juist voor de toezegging dat de overheid niet handelt en afziet van bestemmingswijzigingen. Een andere mogelijkheid is om op regionale schaal tot verrekening te komen van profijtelijke en verliesgevende bestemmingswijzigingen.
3. Verbinding
De derde omslag houdt in dat we de structuren en kaders doorbreken, die het gevolg zijn van splitsend denken. Die verschillende contexten van landbouw kunnen we analytisch onderscheiden. Probleem is echter dat de optelsom van afzonderlijke contexten niet de betekenis van de landbouw kan omvatten. Juist in de integratie van contexten komt de identiteit, het eigene van de landbouw, tot uitdrukking. De uitdaging is om tot verbinding te komen tussen contexten..
Wat moeten we ons daarbij voorstellen? We gaan te rade bij Michel Serres. Die vraagt aandacht voor wat hij het gebied “entre” noemt. We kunnen die ruimte duiden als de ruimte tussen uiteenlopende systemen of perspectieven. We kunnen die tussenruimte opvatten als de bergplaats van alles wat door de geldende perspectieven wordt buitengesloten. Het is de ruimte die betekenisloos is, omdat de geldende perspectieven alle energie opslurpen. Maar het feit dat deze ruimte niet wordt betekend en met energie wordt beladen, houdt niet in dat ze niet bestaat.
We moeten ons openstellen voor wat thans betekenisloos blijft. Het stelt eisen aan onze waarneming. Die moeten we niet beperken tot het rationeel benaderen en betekenen van de landbouw. Het vraagt van ons dat we een beroep doen op al onze zintuigen. We moeten gevoelig worden voor wat thans niet tot ons kan doordringen vanwege de beperkingen in ons denken en voorstellingsvermogen.
Serres pleit voor verbinding. Hij volstaat niet met het vormen van geordende afbeeldingen, met het onderscheid tussen orde en chaos. Dan doen we geen recht aan de werkelijkheid. Centraal in het denken van Serres staat dat we de werkelijkheid hebben ondergebracht in domeinen, systemen en ordeningen en dat we die gaandeweg verzelfstandigd hebben. Daardoor vernietigen we de interne samenhang. Juist in de verbinding tussen de contexten kunnen we het wezen van de landbouw vinden.
Het pleidooi van Michel Serres volgend, gericht op het zoeken naar verbinding, kunnen we op de volgende terreinen noodzakelijke verbindingen onderkennen:
Tussen boer en burger, tussen producent en consument
Tussen dimensies van duurzaamheid
Tussen functies van de landbouw
Tussen elementen van de Trias Politica
Verbinding tussen boer en burger, tussen producent en consument
Nodig is dat er gemeenschappelijkheid ontstaat tussen boer en burger. Het is een pleidooi voor verbinding tussen producent en consument, die thans tegengestelde belangen hebben. Opheffen van die tegenstelling betekent ketenvernieuwing. Het verbinden van boer en burger en van producent en consument pleit voor schaalverkleining in plaats van de voortgaande schaalvergroting, zowel op het vlak van productie, groothandel en verwerking, als op het vlak van vermarkting.
Verbinding tussen dimensies van duurzaamheid
Nodig is ook dat we het bestaande systeem doorbreken, waarin aspecten van duurzaamheid tot min of meer zelfstandige beleidsdomeinen hebben geleid. Die verzelfstandiging staat een geïntegreerde aanpak in de weg, terwijl die wel dringend noodzakelijk is. We kunnen niet tot duurzame oplossingen komen, wanneer we de oplossing van de stikstofproblematiek, het verlies aan biodiversiteit, verdroging, uitspoeling van bestrijdingsmiddelen naar grond- en oppervlaktewater en vervreemding van burgers van het voedsel als afzonderlijke problemen benaderen en op al deze gebieden specifiek beleid ontwikkelen.
Nodig is dat we de dominantie doorbreken van het economisch denken en handelen. Neem als voorbeeld de wijze waarop we thans de kostprijs van het voedsel berekenen. Nodig is dat we tot een integrale kostprijs komen, waarin alle effecten van voedselproductie zijn verrekend. Negatieve effecten op natuur, landschap en omgevingskwaliteit dienen onderdeel van de kostprijs te zijn. Tegelijkertijd moeten positieve effecten op natuur en landschap ook economisch worden gewaardeerd. Dan is beheer van het landelijk gebied niet langer een bijverdienste maar vormt het een intrinsiek onderdeel van de bedrijfsvoering.
Verbinding tussen de functies van de landbouw
We maakten in Deel 6 een onderscheid tussen de economisch georiënteerde functie van voedselproductie en de ecologisch georiënteerde functie van beheer van het platteland. Die beheerfunctie heeft betrekking op natuur, landschap, cultuurhistorie en leefomgeving in het algemeen. Het betreft flora, fauna, bodem, water en lucht.
Ook op dit vlak is verbinding aan de orde. Die verbinding dient intens te zijn. Integratie houdt in dat voedselproductie zodanig wordt gepraktiseerd, dat dit ondersteuning betekent van natuurlijke waarden. Dat is een fundamentele omkering. Wat thans kwetsbaar is onder economische druk, wordt de basis voor een nieuw economisch systeem. Het economisch systeem wordt zo een conditie voor natuurlijkheid.
De Franse filosoof Edgar Morin heeft interessante gedachten gevormd over de spanning tussen verschillende contexten, in het bijzonder over verbinding tussen de mens en de natuur. Hij pleit voor verbinding en heeft diepgaande kritiek op de neiging die we hebben om ons een vereenvoudigd beeld te vormen van de natuur. We plooien natuurlijkheid naar de eenvoud van ons denken en komen daarom niet toe aan het wezen van natuurlijkheid. Het is een pleidooi voor een transdisciplinair perspectief. Ons denken is splitsend in plaats van verbindend. We willen de werkelijkheid ordenen en zo inzicht krijgen in de werkelijkheid. Maar ordening werkt splijtend en maakt verbindingen kapot. Wat resteert is een gemankeerd beeld van de werkelijkheid, dat we vervolgens als vertrekpunt nemen en als “waar” aannemen. Dat houdt in dat we de positionering van de mens ten opzichte van de werkelijkheid veranderen. Geen externe positie, zoals Descartes stelde, van waaruit de werkelijkheid objectief kan worden gekend en gemanipuleerd, maar de mens als onderdeel van de werkelijkheid en dus geplaatst in een situatie van afhankelijkheden.
Dat is een ingrijpende verandering. We maken de natuur dan niet langer ondergeschikt aan ons denken.
De huidige houding van de mens als onafhankelijk van de natuur getuigt, zo stelt Morin, niet van respect. In plaats daarvan is het nodig dat we de mens zien als onderdeel van de natuur. Respect houdt in, dat we het wezen van de natuur respecteren en die niet onderdanig maken aan ons instrumenteel denken, waarin meetbaarheid en manipuleerbaarheid centraal staan. Wie zich verdiept in het overheidsbeleid met betrekking tot de natuur, vindt daar tal van voorbeelden van. We hebben natuurdoeltypes gedefinieerd, we denken te weten hoe we die natuur moeten ontwikkelen c.q. maken. We onderkennen causale relaties en denken daarmee de natuur te hebben doorgrond. Het zijn allemaal voorbeelden die aangeven dat we de natuur ondergeschikt maken aan ons maakbaarheidsdenken, dat kenmerkend is voor de moderniteit.
We moeten ons realiseren dat onze organisatie- en ordeningsprincipes niet helpen, maar eerder oorzaak zijn van ontstaan en bevestiging van problemen. In plaats van op rationaliteit gebaseerde ordeningen, moet natuurlijkheid het basisbeginsel worden. Dat is van invloed op de wijze van organiseren. Het gaat om organisch organiseren. Aandacht voor de mens staat dan centraal en niet de organisatiestructuur en de daarin geldende strakke ordening van verantwoordelijkheden en bevoegdheden en in procedures vastgelegde processen.
Het vraagt om systemen die zelforganiserend en zelfcorrigerend zijn. Dat wijkt nogal af van bestaande instituties. Zelfcorrectie maakt ook ingewikkelde en tijdrovende verslaglegging en allerhande controles voor een groot deel overbodig. Die zijn gebaseerd op wantrouwen, omdat we er niet op kunnen vertrouwen dat organisaties functioneren zoals gepland. In plaats daarvan moeten we organisaties en systemen bedenken die veerkrachtig zijn.
Een dergelijke omslag in denken vraagt vervolgens ruimte voor nieuwe initiatieven. Die ruimte moet overigens niet worden verward met vrijblijvendheid. Integendeel, ingebouwde vormen van zelfcorrectie of verrekening zullen eerder tot strakkere en snellere acties leiden dan in bureaucratisch georiënteerde organisaties het geval is. Vergelijk de studie over ambtelijke oppositie binnen het toenmalige Ministerie van Landbouw die demonstreerde hoe organisaties resistent kunnen zijn tegen voorstellen voor verandering. (Wagemans, 1987)
Interventie in natuurlijke processen
Integratie van beide functies van de landbouw sluit logisch aan bij het perspectief dat landbouw kan worden opgevat als een interventie in natuurlijke processen. Die natuurlijke processen betreffen ook de mens zelf. Er wordt georganiseerd naar de mensen toe in plaats van de mensen vandaan. Ruimte voor initiatieven veronderstelt ruimte voor betekenisgeving. Er wordt georganiseerd op maat van de mens. Dat kan het risico van vervreemding aanmerkelijk verkleinen. Vergelijk de afhankelijkheid die veel ondernemers thans ervaren. Men wordt gedwongen tot voortgaande schaalvergroting en specialisatie, ook wanneer men zelf voorstander is van productie op een kleinere schaal, van meer differentiatie in de bedrijfsstructuur en van een meer natuurlijke bedrijfsvoering. De mens centraal stellen en een organische benadering kunnen ook spanningen verminderen of wegnemen die thans aanleiding zijn tot psychologisch en psychiatrisch leed bij ondernemers vanwege twijfel en onzekerheid rond de continuïteit van het bedrijf.
Verbinding tussen dimensies van Trias Politica
We stelden dat we splitsend zijn georganiseerd. Dat geldt ook voor de drie dimensies van de Trias Politica. De thans geldende onafhankelijkheid van iedere dimensie ten opzichte van de beide andere dimensies kan worden opgevat als het centrale principe. Gevolg is dat er geen verbindingen zijn tussen de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende macht. Sterker nog, de onafhankelijkheid van iedere dimensie is basisprincipe en doel. Onze staatkundige structuur is erop gebaseerd. De gevolgen kennen we.
Het juridische is gaandeweg dominant geworden. De alsmaar verdergaande detaillering van regels maakt verandering van regels lastiger. Nieuwe regels moeten consistent zijn met begrippen en definities zoals die reeds zijn vastgelegd. Dat leidt tot enorme vertraging maar, wat ernstiger is, het werkt verengend wat betreft het perspectief. Het beeld van de overheid versmalt. We hebben een wereldbeeld geconstrueerd, dat weliswaar in juridisch opzicht consistent is, maar dat alsmaar verder afwijkt van wat voor burgers betekenisvol is. Het stelt ook steeds minder in staat de complexe maatschappelijke vraagstukken expliciet te duiden. Er zijn om juridische redenen vertaalslagen nodig. Gevolg is ook dat vertraging optreedt in processen van beleidsvorming en beleidsuitvoering. Het wereldbeeld wordt alsmaar ingewikkelder.
Juridische perfectie
Vanzelfsprekend stellen we zware eisen aan regelgeving. We hebben nauwkeurige definities nodig van geldend beleid, zodat we kunnen vaststellen of plannen al dan niet in overeenstemming zijn met geldend beleid. Helder moet zijn of handelingen al of niet strafbaar zijn of wie bevoegd is bepaalde besluiten te nemen. We streven naar juridische perfectie. Ongewenste interpretaties moeten worden uitgesloten. Dat leidt tot steeds meer verfijnde en gedetailleerde begrippen die het formele perspectief alsmaar verder verengen. Dat is dodelijk voor het vermogen tot vernieuwing. Voorstellen en maatregelen tot vernieuwing moeten voldoen aan geldende wetten en regels. Met als gevolg dat wat als vernieuwing is bedoeld, steeds weer het risico loopt dat het uiteindelijke resultaat slechts een reproductie is van het bestaande. Dan herhalen we het verleden in plaats van de toekomst te ontwerpen.
Dat roept de vraag op, of het systeem van de Trias Politica niet aan heroverweging toe is. Denk aan de strikte scheiding tussen beleidsvorming en beleidsuitvoering. Die verhindert vormen van interactie en werkt zo eerder escalerend dan oplossend. Datzelfde geldt voor de rechtspraak, die thans oorzaak kan zijn van vertraging bij de aanpak van maatschappelijke vraagstukken. Ogenschijnlijk onbetekende onvolkomenheden op juridisch vlak kunnen thans vernieuwing blokkeren. Kortheidshalve verwijs ik naar Deel 5 waarin de rechtspraak centraal staat.
De gevolgen voor de overheid
De noodzakelijke omslagen hebben ingrijpende gevolgen. Natuurlijk op de eerste plaats voor boeren zelf. Het betekent niet alleen verandering van bedrijfsvoering. Een bredere maatschappelijke basis onder de voedselproductie heeft ook gevolgen voor de zeggenschap over de bedrijfsvoering. Die moet worden afgestemd op wat maatschappelijk belangrijk wordt gevonden. Burgers krijgen invloed. Zie de benadering van de derde weg als nieuwe sturingsvorm. Voor burgers zijn de gevolgen eveneens ingrijpend. Participatie betekent dat men niet langer de ruimte heeft om tegelijkertijd eisen te stellen aan voedsel en productie van voedsel en tegelijkertijd als consument te kiezen voor zo goedkoop mogelijk voedsel.
Maar de gevolgen voor de overheid zijn minstens zo ingrijpend. Het huidige beleid wordt gekenmerkt door lineair denken. Ingrijpende problemen worden geherformuleerd zodat en opdat ze oplosbaar zijn door regels uit te vaardigen. De veronderstelling is, dat de overheid complexe processen op eenvoudige wijze kan oplossen. Het landbouwbeleid is een treffend voorbeeld dat illustreert dat de zucht naar eenvoud niet de oplossing is maar eerder bron is van problemen.
We kunnen verwijzen naar Luhmann die het begrip zelfreferentie introduceerde. Dat houdt in dat systemen de neiging hebben zichzelf te reproduceren. Wat er ook gebeurt in de buitenwereld, de overheid reduceert problemen zodanig dat ze door regels of door wijzigingen in het geldende regelsysteem oplosbaar zijn. Systemen gaan dan gaandeweg zichzelf rechtvaardigen. Waarna zich vervolgens het probleem voordoet dat ingewikkelde maatschappelijke vraagstukken niet door beleidsmaatregelen worden opgelost. Het is dan eerder zo dat de complexiteit zich verplaatst naar alsmaar ingewikkelder regels. Die lijken op het eerste gezicht helder door concrete beleidsdoelen te definiëren, die door middel van concrete beleidsmaatregelen kunnen worden gerealiseerd. Maar die blijken vervolgens niet het gewenste effect te hebben, waarna we de regels aanpassen of nieuwe regels bedenken, die vervolgens eveneens niet helpen. Gaandeweg ontstaat een uiterst ingewikkeld complex van regels die voor de gemiddelde burger of boer ondoordringbaar en onbegrijpelijk zijn. Men heeft juridische deskundigheid nodig om ertoe door te dringen of om regels zodanig te interpreteren dat men er voordeel uit kan halen, althans de nadelen ervan kan ontgaan.
Onderkenning van dergelijke processen en er consequenties aan verbinden is lastig. De overheid heeft zichzelf vastgeklonken aan een beleidscomplex dat fundamenteel niet in evenwicht is. Steeds weer confronteert de maatschappelijke werkelijkheid ons met situaties en ontwikkelingen waar we geen vat op krijgen met regels. Er ontstaan praktijken, die juist zelf oorzaak worden van problemen. Zie de toeslagenaffaire of de vertraging in de afwikkeling van de aardbevingsschade in Groningen of de overstromingsschade in Limburg. Bij evaluaties blijkt vervolgens dat men de greep is kwijtgeraakt op processen.
Ook de interne gang van zaken binnen overheidsorganisaties blijkt lang niet zo effectief en helder als verondersteld. We delen met uiterste precisie bevoegdheden en verantwoordelijkheden toe in de veronderstelling dat de uitvoeringskaders helder zijn. In de praktijk blijkt vervolgens het tegendeel. Samenwerking tussen instanties verloopt niet zoals bedoeld. Het systeem dat we hebben opgetuigd, blijkt het karakter te hebben van een papieren werkelijkheid. We hebben het zelf ontworpen maar het blijkt zich heel anders te gedragen. De werkelijkheid blijkt ingewikkelder te zijn, c.q. onze denkpatronen zijn te simpel. Overheidsbeleid is gebaseerd op vanzelfsprekendheden, die ook bij evaluaties buiten beeld blijven. Sterker nog, evaluaties bevestigen vaak die vanzelfsprekendheden en conclusies en hebben dan een reproducerende werking.
Illusies
Dergelijke analyses van crises leiden doorgaans niet tot het fundamenteel besef, dat we te eenvoudig hebben geredeneerd maar we blijven denken dat we met enkele interventies de problemen kunnen oplossen. Aan de orde is dat we niet langer de illusie in stand houden dat we een complexe en dynamische werkelijkheid kunnen regisseren via een complex van regels, die gebaseerd zijn op lineair en statisch denken. Exact die problematiek is in de landbouw aan de orde. De noodzakelijke verandering houdt in, dat de overheid een stap terug doet en zich beperkt tot algemene kaders die volop ruimte bieden voor de praktijk om gestelde doelen te realiseren, maar die tegelijkertijd inhouden wat de gevolgen zijn, wanneer die doelen niet worden gehaald. Dat pleit voor mechanismen van verrekening, die stimuleren c.q. dwingen om praktijken om te buigen in de gewenste richting. Terwijl de doelen concreet en meetbaar zijn, wordt afstand genomen van regels die de bedrijfsvoering tot in detail voorschrijven. Er worden verantwoordelijkheden overgeheveld terwijl tegelijkertijd de ruimte voor vrijblijvendheid wordt ingeperkt.
Het wereldbeeld
We willen hier herinneren aan het wereldbeeld, dat we in delen 1 en 2 schetsten. Het is een wereldbeeld waarin een onoverzienbaar aantal elementen door elkaar bewegen, die wij vanuit onze behoefte aan overzicht ordenend betekenen. Er is sprake van processen van binding en ontbinding tussen elementen. Elementen worden met betekenis beladen maar kunnen ook aan betekenis inboeten en dus aan energie verliezen en minder werking hebben. Kenmerk is een voortdurende dynamiek. Aan de mens de uitdaging en opgave om orde te brengen in die chaos. We stelden dat onze drang naar ordening van die chaos onbedwingbaar is. We geven betekenis aan die wereld. We vormen er ons ordelijke afbeeldingen van, die we vervolgens met de werkelijkheid gelijkstellen. We persen de meervoudige en dynamische werkelijkheid in onze enkelvoudige, eenvoudige en statische denkpatronen.
De behoefte aan ordening is evident. We vormen ons definities, we voegen definities samen tot begrippen en, als volgende stap, construeren we perspectieven. We brengen verbanden aan, die ons helpen orde te brengen in de chaos. We betekenen de complexe werkelijkheid ordenend.
De afbeeldingen die we vormen op basis van betekenisgeving zijn in wezen uitdrukkingen van ons denken, van wat voor ons betekenisvol is. Anders gezegd, de werkelijkheid is in wezen een subjectieve afbeelding, die we vervolgens hebben geïnstitutionaliseerd. We betekenen de afbeelding als de werkelijkheid zelf. Het onderscheid valt weg. Gevolg is dat wat we voor feitelijk houden, in wezen ook als een constructie moet worden opgevat. En dat de helderheid die we nastreven ook slechts een constructie is. We betekenen vanzelfsprekendheden als waarheid. Verandering houdt dan in, dat we de uitdaging aangaan ons bestaande perspectief kritisch te onderzoeken op de buitensluitende werking en vervolgens op zoek gaan naar nieuwe perspectieven met behulp waarvan we de werkelijkheid anders betekenen. Dat is een proces van ontworsteling. Immers, alle krachten zijn gericht op instandhouding van het bestaande perspectief c.q. betekeniskader omdat we dit stevig institutioneel hebben verankerd.
Het proces
Het gaat dus om ingrijpende veranderingen. We kunnen niet volstaan met wijzigingen binnen het bestaande systeem, maar er zijn systeemveranderingen nodig. Bij systeemverandering is aan de orde dat uitgangspunten en vanzelfsprekendheden onderwerp van verandering worden. Het gaat dan om de diepere programmatuur van organisaties en verbanden. We kunnen er niet langer op vertrouwen dat verandering van beleid of verandering van processen en praktijken uitzicht biedt op noodzakelijke veranderingen. Het gaat ook niet om wijzigingen in bestaande gedetailleerde toedelingen van bevoegdheden. Of aanscherping of versoepeling van regels. Of om nieuwe procedures. Een nieuw betekeniskader kan slechts tot stand komen, wanneer we ons bewust zijn van een dringende noodzaak tot verandering.
Bewustzijn
We stelden dat de positie van de mens ten opzichte van de werkelijkheid moet worden herschikt. Dat houdt in dat de mens zichzelf anders betekent ten opzichte van de werkelijkheid. Geen externe en dominante positie van de mens, die kenmerkend is voor het tijdvak van het antropocentrisme, maar de mens in een situatie van afhankelijkheid van de natuurlijke omgeving waarbinnen hij zelf een element is. Dat betekent een ingrijpende verandering op het vlak van bewustzijn. Die verhoging en verdieping van het bewustzijn kan niet worden bereikt door rationeel redeneren. Integendeel zelfs.
De denkpatronen en redeneerlijnen die thans dominant zijn, kunnen worden opgevat als de diepere oorzaak van de situatie waarin we thans verkeren. We kunnen bijgevolg niet volstaan met inspanningen die zijn gericht op verandering van structuren. Het gaat om veranderingen die we zelf moeten doormaken. We moeten zelf door de verandering heen gaan, ons deze eigen maken. Veranderingen moeten dus in onszelf beginnen. Verandering houdt verandering in van betekenisgeving. Redeneren en concluderen dat verandering nodig is, is onvoldoende. Morin benadrukt dat het eerder een kwestie is van aanvoelen. Een doorleefd gevoel van onvrede en van de noodzaak voor verandering. Verandering begint met een diep en persoonlijk besef dat we op de verkeerde weg zijn.
Nodig is dat we door zelfreflectie tot het besef komen, dat we zelf de sta-in-de-weg zijn voor verandering. En vooral is ook nodig, dat we het daarbij niet laten maar vervolgens dat besef omzetten op handelingsniveau. We gaan ons gedragen in overeenstemming met het inzicht en de overtuiging dat we ons handelen ermee in overeenstemming moeten brengen. Dat is makkelijk gezegd en moeilijk gedaan. Immers, de geldende structuren en de onderliggende krachten dwingen tot voortgaan op de ingeslagen weg. Verandering betekent dat we ons losmaken van bestaande kaders en de ontwerpstap maken. De noodzaak dus om een nieuw betekeniskader te ontwerpen en vervolgens nieuwe praktijken bedenken en in de praktijk op hun werking onderzoeken.
Ontwerpruimte
Allereerst kunnen we constateren dat er thans reeds heel veel voorbeelden zijn van vernieuwing die passen binnen het gewenste wereldbeeld. Maar we moeten ook vaststellen, dat die vooral tot stand komen op basis van persoonlijke inspiratie en betrokkenheid van individuen. Belangrijk daarbij is dat het allemaal voorbeelden zijn van vernieuwing waarbij kostbare ervaringen worden opgedaan met systeemveranderingen.
Die vernieuwingen moeten worden gerealiseerd binnen een beleids- en juridische context die, ondanks goede bedoelingen, als traditioneel kan worden beoordeeld. Het is een statische context, die haaks staat op de dynamiek van vernieuwingsprocessen. Dat zijn energie-gedreven processen en dat vraagt een omgeving van gelijkgestemden. We verwijzen naar deel 3 waarin we hebben gepleit voor een bypass-constructie. Nodig is dat er institutioneel verankerde ruimte komt voor experimenten.
Regionalisering
Deze verandering kan worden opgevat als een pleidooi voor differentiatie en regionalisering. Dat staat haaks op de drang tot harmonisatie die kenmerkend is voor het huidige beleidskader. In het huidige beleid worden landelijk en internationaal vastgestelde normen verplichtend opgelegd aan regio’s en juridisch vastgelegd. Dat leidt tot een situatie waarin de overheid zelf een belangrijke hinderpaal vormt om de eigen ambities te realiseren. Door die onderliggende hang naar gelijkheid wordt de ruimte voor arrangementen die door betrokkenen als betekenisvol worden ervaren, sterk ingeperkt. Nodig is dat de zucht naar harmonisatie wordt weerstaan. Regionalisering komt niet van de grond, wanneer de overheid formele begrippen en definities dwingend oplegt aan regio’s. Juist die houding drukt uit, dat de macht van de overheid in wezen definitiemacht is, waardoor de ruimte voor betekenisvolle arrangementen wordt aangetast, zoal niet vrijwel verdwijnt. De overheid als doder van betekenis.
Daaruit volgt dat we, Deleuze volgend, juist verschillen moeten herwaarderen en koesteren. Er moet ruimte zijn voor differentiatie. Wellicht is dat de grootste omslag die aan de orde is. Die ruimte voor differentiatie is thans beperkt, omdat ook het toetsingskader gedetailleerd is uitgewerkt. We zijn vastgelopen in onze eigen constructies en bedenksels. We claimen vernieuwing, maar bieden er tegelijkertijd geen ruimte voor.
Regionalisering biedt niet alleen de noodzakelijke ruimte voor vernieuwing maar stelt ook in staat dat we het nieuwe voedselsysteem koppelen aan de specifieke omstandigheden en kwaliteiten van een regio. Dat wijkt nogal af van het bestaande landbouwsysteem, waarin internationale handel een belangrijke rol speelt. Wereldwijde transporten van dieren en voedsel vanwege economisch te behalen profijt staat haaks op het streven naar duurzaamheid. In plaats daarvan moet worden gekozen voor het sluiten van kringlopen op bedrijfsniveau en aanvullend op regionaal niveau. Naast de noodzakelijke ruimte voor vernieuwing en afstemming op regionale kwaliteiten, neemt een dergelijk landbouwsysteem ook de knellende noodzaak weg voor schaalvergroting die, zoals we zagen, een belangrijke bron is geweest voor vervreemding. En op de vierde plaats betekent regionalisering dat de onderliggende basis voor landbouw als ontmoeting met de natuur wordt verbreed.
Tot slot
Een dergelijke omslag met betrekking tot ons landbouwsysteem kan in meerdere opzichten voorbeeldig zijn op tal van andere terreinen, waarop de twee traditionele sturingsvormen niet opleveren wat wordt beoogd. Landbouw als de gidssector voor maatschappelijke vernieuwing. Dat zou aardig aansluiten bij de duiding van de landbouw als primaire sector. In wezen houdt die omslag in dat we toe zijn aan nieuwe ordeningsprincipes, omdat bestaande instituties gaandeweg hun werking hebben verloren, maar wel de kracht hebben behouden zichzelf in stand te houden. Dat is een merkwaardige paradox. Instituties die bron zijn van betekenisloosheid en hun verwoestende werk kunnen blijven doen, omdat we ze zelf blijven betekenen als wezenlijk.
Kortom, de noodzakelijke veranderingen moeten in onszelf beginnen. Niet langer de chaos vermijden, maar chaos opvatten als een constructie van onszelf, die voortkomt uit ons diep verlangen naar overzichtelijkheid. Hoe juist dat verlangen naar perfectie en harmonisatie onszelf in de weg zit, doordat we slechts oog hebben voor het geordend beeld van de werkelijkheid dat we hebben geconstrueerd. In plaats daarvan is aan de orde dat we inzien dat we zelf de werkelijkheid geweld aandoen, omdat we het ongeordende uit de weg gaan. We hebben een beeld van de werkelijkheid geschapen, dat ons de overtuiging geeft dat we tot allesomvattende kennis in staat zijn. Dat lukt enkel door ons een verwrongen en gemankeerd beeld van de werkelijkheid te vormen en bijgevolg de werkelijkheid geweld aan te doen. Vergelijk Nicolescu (2010), die beeldend stelde dat we slechts tot objectieve kennis in staat zijn door het subject te doden. En juist die subjectiviteit is wezenlijk om de werkelijkheid te betekenen. Is dat niet een belangrijke oorzaak, waarom we in de processen van modernisering zo armoedig met de landbouw zijn omgegaan en daarom niet zijn toegekomen aan de existentiële dimensie ervan? We gaan de werkelijkheid die niet past in onze ordeningen uit de weg en vormen ons een afbeelding van de werkelijkheid die onze behoefte aan overzicht vervult. Het is een gemankeerde afbeelding van de werkelijkheid. Maar we prefereren de illusie, omdat het alternatief is dat we complexiteit onder ogen moeten zien.
Literatuur
Derrida, Jacques, 2013 Kracht van wet, het “mystieke fundament van het gezag, Garant, Antwerpen,
Dijk, van Paul, 1994 Een huiveringwekkende cultuur van oneerbiedigheid, in: Speling, Tijschrift bezinning, Jaargang 46, nr 4, p.4-11
Giddens, Anthony 1998 The Third Way; The Renewal of Social Democracy, Polity Press
Liedke, Gerhard, 1979 Im Bauch des Fisches, Ökologische Theologie, Kreuzverlag, Stuttgart
Nicolescu,Basarab, 2010 Methodology of Transdisciplinarity – Levels of Reality, Logic of the Included Middle and Complexity, in: Transdisciplinary Journal of Engineering & Science, Vol 1, No 1
Wagemans, Mathieu, 1987 Voor de verandering, een op ervaringen gebaseerde studie naar de spanning tussen de theorie en de praktijk van het besturen, Dissertatie Wageningen
Wagemans, Mathieu, 2004 Van boerderij naar buurderij;
Op zoek naar een nieuwe organisatievorm op het plattelan, InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster
Wagemans, Mathieu, 2008 Het kwetsbare als bron van inspiratie, Op zoek naar een neiuwe waardebasis onder de landbouw, in: Deus et Machina, de verwevenheid van landbouw en religie, red: Michiel D.J. van Well, STT, Den Haag
Wagemans, Mathieu, 2022 A Op weg naar een nieuw wereldbeeld, Deel 1, Civis Mundi nr. 125, augustus 2022
Wagemans, Mathieu, 2022 B Op weg naar een nieuw wereldbeeld, Deel 2, Civis Mundi nr. 126, september 2022
Wal, van der, G.A. 1996 De Omkering van de Wereld; achtergronden van de milieucrisis en het zinloosheidsbesef, Ambo, Baarn
White, Lynn Jr. 1971 The Historical Roots of Our Ecological Crisis in: The dying generation, New York
*************************************
©Auteursrecht. Alle rechten voorbehouden.
We hebben je toestemming nodig om de vertalingen te laden
Om de inhoud van de website te vertalen gebruiken we een externe dienstverlener, die mogelijk gegevens over je activiteiten verzamelt. Lees het privacybeleid van de dienst en accepteer dit, om de vertalingen te bekijken.